1 Samuel 17:15

Isaï stuurt David naar zijn broers

De 1Sm 17:12-15 verklaren waarom David niet bij Saul is. Hij is weer bij de schapen van zijn vader. Toen hij geroepen werd om gezalfd te worden, was hij daar (1Sm 16:11). Toen hij geroepen werd om naar Saul te gaan, was hij daar ook (1Sm 16:19). Telkens is hij daar te vinden. Als hij binnenkort geroepen wordt om naar het leger te gaan, is hij daar eveneens (1Sm 17:15). Steeds is David, als hij wordt geroepen, trouw met zijn dagelijkse werk bezig.

Het contrast met zijn drie oudste broers is groot. Zij zijn bang voor het werk dat van hen als soldaat wordt verwacht. Evenals Saul stellen zij de grootheid van de mens voor. Ze zijn alleen van iets mindere kwaliteit dan Saul en net zo onmachtig als hij om de strijd met Goliath aan te gaan.

Terwijl David trouw zijn werk verricht, komt op het gevechtsterrein de Filistijn elke dag tweemaal naar voren om zijn snoevende en tartende woorden te laten horen. Daarmee sloopt hij de gemoedsgesteldheid van Saul en zijn leger. Veertig is het getal van beproeving. Saul, Israël en de broers van David worden allemaal beproefd. Steeds is de mens op de proef gesteld of hij iets kan uitrichten tegen de macht waaronder hij als slaaf gebukt gaat. Maar niemand kan het opnemen tegen de draak.

Terwijl Gods volk in bangheid voor de vijand is en de vijand zich op zijn macht beroemt, spreekt de vader tot de zoon dat hij naar zijn broers in het leger moet gaan (1Sm 17:17). Zo heeft eens Jakob tot Jozef gesproken (Gn 37:13). Het is een prachtig beeld van God Die dit tegen Zijn Zoon zegt met het oog op mensen die in de macht van de satan zijn. David wordt gezonden op het moment dat de situatie hopeloos is. Er is niemand die enige moed heeft om de strijd aan te gaan.

Als Isaï David zendt, geeft hij hem zegeningen mee om uit te delen. Zo is de Heer Jezus niet in de wereld gekomen om de wereld te oordelen, maar met zegen voor de mensen. Isaï vraagt hem ook om “een levensteken” van hen mee terug te nemen. Hij wil iets hebben waaruit blijkt dat het goed met hen gaat. Isaï wil graag weten of ze leven en ook hoe zij leven.

We zien hierin de zorg die Godvrezende ouders voor hun kinderen hebben als ze niet meer thuis zijn, bijvoorbeeld vanwege studie. Ze zullen willen weten hoe het met hen gaat, waar ze zich ophouden, welke plaatsen ze bezoeken, of het plaatsen van verzoeking zijn. Ze zijn er in zorg over hoe zij zich gedragen en in welk gezelschap ze zich ophouden. Het is goed dat kinderen zich hun opvoeding waardig gedragen en bedenken dat ze, als ze niet onder het oog van hun ouders zijn, toch onder Gods oog zijn.

Copyright information for DutKingComments