1 Samuel 19:18-19

David vlucht naar Samuel

David vlucht niet naar zijn familie in Bethlehem, maar naar de oude profeet Samuel. In beeld neemt hij zijn toevlucht tot het Woord van God. Dat kiest hij als zijn schuilplaats. Door dit Woord heeft hij te horen gekregen dat hij koning zal worden. Daar ziet hij nog weinig van. Daarom heeft hij nodig daaraan herinnerd te worden. Hij heeft het Woord ook nodig om hem te leiden in de zwerftocht die nu gaat beginnen.

Hier horen we sinds langere tijd weer over Samuel. We hebben voor het laatst van hem gehoord in 1 Samuel 16, toen hij David tot koning zalfde. Daarna is David op de voorgrond gekomen en heeft Samuel zich teruggetrokken in Rama. Dat betekent niet dat hij nutteloos is geworden, want we zien dat hij hier een profetenschool leidt. Ook zal hij zich zeker aan zijn woord hebben gehouden, dat hij tegen het volk heeft gezegd dat hij niet zou ophouden voor hen te bidden (1Sm 12:23).

Onder de bescherming van Samuel

Samuel en David trekken zich terug naar “Najoth”, dat ‘woningen’ betekent, wat waarschijnlijk doelt op de huizen van profeten, waar profetenscholen gevestigd zijn. Onder leiding van Samuel zijn de profeten bezig met Gods gedachten bekend te worden. Daar komt David. Hij, en ook Samuel, zal mogelijk hebben gedacht dat Saul het niet zal wagen daar te komen. Maar Saul schrikt er niet voor terug. Hij stuurt zijn boden erop uit om David vandaar op te halen. Dan zien we wat er met de boden gebeurt als zij in die heilige omgeving komen.

De profeten, onder aanvoering van Samuel, zijn onder de kracht van de Geest. Die kracht wordt ook uitgeoefend over hen die in die sfeer komen. Dat gebeurt ook met een volgende zending boden en ook met een derde groep boden. In plaats van David te grijpen worden zij zelf gegrepen. Ze ervaren dat God waarlijk onder hen is (vgl. 1Ko 14:24-25). Het gaat niet om bekering, maar om een invloed waaraan men zich niet kan onttrekken. We zien iets dergelijks bij Bileam die Gods volk wil vloeken, maar gedwongen wordt het te zegenen (Nm 22:2-6; Nm 23:11-12; 25-26; Nm 24:10-13).

Dan gaat Saul zelf. Het komt niet bij hem op dat David onder de bijzondere bescherming van de hemel staat. Zijn gang erheen wordt nauwgezet beschreven. Als hij bij Rama komt, vraagt hij niet alleen naar David, maar naar Samuel en David. Hij verbindt de beide namen met elkaar als de samenzweerders tegen de troon waarop hij zit. Als hij op weg is, komt de Geest van God al op hem. De Geest blijft op hem en al gaande profeteert hij, tot hij bij Samuel komt. Het lijkt erop dat dit een laatste poging van God is om Saul tot inkeer te brengen.

De Geest van God is werkzaam overal waar het Woord van God wordt gepredikt. Iedereen die het hoort, komt onder de invloed ervan. Het brengt tot een handelen dat men eerst niet voor mogelijk zou houden: meezingen, aangedaan zijn. Toch blijft het hart duister en koud.

Saul trekt zijn bovenkleed van koninklijke waardigheid uit en heeft alleen zijn onderkleren aan. Hij is volkomen onder de invloed van de Geest, maar niet met zijn verstand. Zo kunnen mensen grote gaven hebben en profeteren in de Naam van Christus en demonen uitdrijven, maar zonder de genade te kennen (Mt 7:22-23).

Spottend wordt later van hem gezegd dat hij ook onder de profeten is, als iets dat voor onmogelijk wordt geacht en ook niet als waar wordt erkend, maar als een onwaarachtige zaak. Ook een ongelovige man als Bileam is onder de invloed van de Geest gekomen, maar zonder zich te bekeren. Zo kan een mens onder de invloed van Gods Geest komen, maar zonder dat het gevolgen heeft voor zijn verhouding tot God.

Copyright information for DutKingComments