2 Chronicles 15:16

Het eigen huis en het huis van God

Asa beseft ook dat hij niet iets van zijn volk kan vragen wat hij in zijn eigen huis niet waarmaakt. Daarom zet hij zijn grootmoeder af. Asa verdelgt tevens wat zij aan afgoderij heeft ingevoerd. Hij spaart haar noch haar afgoden, maar handelt met haar en haar afgoden zoals het een Godvrezende koning betaamt.

Het heeft even geduurd, want Asa doet dit aan het einde van alle zuiveringen, maar hij heeft dan toch uiteindelijk ook zijn eigen huis gereinigd van elementen die God haat. Hiermee lijkt hij op Levi, die “zei over zijn vader en moeder: Ik zie hen niet” (Dt 33:9), en op Gideon, die zijn werk begint met het afbreken van het altaar van de Baäl in het huis van zijn vader (Ri 6:25). Ook in de gemeente kan iemand geen opziener zijn als hij “zijn eigen huis niet weet te besturen” (1Tm 3:5).

De handelwijze van Asa laat zien dat zijn hart volkomen is en niet gedeeld (vgl. Ps 86:11), hoewel niet alle offerhoogten uit Israël zijn weggenomen. Nu hij zijn eigen huis op orde heeft, kan zijn zorg uitgaan naar het huis van God (2Kr 15:18). Hij brengt er allerlei geheiligde gaven in, zowel die van zijn vader als die van hemzelf.

Ook wij kunnen onze gaven, geestelijk en materieel, in het huis van God, de gemeente, brengen. Dat doen we als we alles wat we geleerd hebben over de waarheid van onze voorgangers en wat we van anderen hebben gekregen aan geld en goederen, heiligen, dat is als we dat afzonderen voor de dienst in het huis van God. Ook wat we zelf hebben ontdekt van de waarheid en wat we zelf hebben verdiend aan geld en goed, mogen we inzetten voor de dienst in het huis van God. Op die manier wordt God verheerlijkt en wordt het Hem ter beschikking gesteld om Zijn werk mee te doen, wat ook weer zal zijn tot Zijn verheerlijking.

Het resultaat van het heiligen van al die middelen is dat er geen oorlog is (2Kr 15:19). Voor ons wil dat zeggen dat er bij toewijding aan de Heer geen onderlinge wrijvingen en spanningen zijn.

Copyright information for DutKingComments