2 Chronicles 24:17-27

Joas vervalt tot afgoderij

Na elke opwekking volgt lauwheid. Dat zien we ook hier. Als de inspirator Jojada gestorven is, wijkt Joas van de weg van de HEERE af. De invloed van Jojada is bepalend geweest voor zijn handelen. Nu hij met de dood van Jojada zijn houvast en kompas kwijt is, is hij stuurloos. Helaas kent hij geen eigen omgang met de HEERE. Joas heeft meer gewandeld door het geloof van Jojada dan door zijn eigen geloof. We kunnen hiervan voor onszelf een toepassing maken met betrekking tot onze kinderen. Als wij hen niet leren met de Heer te leven in een zelfstandig met Hem opgebouwde relatie, zullen ze – als ze op eigen benen moeten staan – de Heer de rug toekeren.

Door de dood van Jojada is er bij Joas een geestelijk vacuüm ontstaan. Die leegte wordt gevuld door de vorsten van Juda (2Kr 24:17). Ze komen bij hem en buigen zich huichelachtig voor hem neer. Ze zijn er niet op uit om hem te helpen om naar Gods wil te blijven regeren, maar ze zijn uit op hun eigen belang. Joas luistert naar hun vleitaal. De koning en de vorsten, die nog kort daarvoor bezig zijn geweest met het herstellen van de tempel, verlaten de HEERE en Zijn huis en gaan de afgoden dienen (2Kr 24:18). Mogelijk hebben de vorsten op hem ingepraat en gezegd dat de oude godsdienst niet voldoet en dat het dienen van “de gewijde palen en de afgoden” een veel beter gevoel geeft. Joas is om zo te zeggen in de Geest begonnen, maar eindigt in het vlees (Gl 3:3).

Het antwoord van God op de afwijking van Joas en het volk blijft niet uit. Het volk staat schuldig tegenover Hem. Vanwege die schuld rust Gods welbehagen niet meer op Juda en Jeruzalem, maar er rust nu grote toorn op hen.

Joas doodt de profeet van God

Voordat God hun Zijn toorn, die op hen rust, ook daadwerkelijk laat voelen, stuurt Hij in Zijn genade eerst nog profeten tot hen (2Kr 24:19; vgl. Jr 7:25). Door Zijn profeten wil Hij hen oproepen om naar Hem terug te keren. Ze waarschuwen voor de gevolgen als het volk volhardt in hun afwijken van Hem. Helaas luisteren Joas en de vorsten niet.

Een van de profeten wordt speciaal genoemd (2Kr 24:20). Het is Zacharia, de zoon van Jojada. Zacharia gaat op een verhoging staan om beter door het volk gehoord te kunnen worden (vgl. Ne 8:5). Daardoor staat hij ook als een eenling tegenover het volk. Hij is een ware Antipas – dat betekent ‘tegen allen’ –, die ook als een eenling heeft getuigd en net als Zacharia zijn getuigenis met de dood heeft moeten bekopen (Op 2:13).

Zonder omhaal van woorden houdt Zacharia het volk hun zonden voor. Hij vertelt hun dat hun afgodendienst niet de voorspoed zal opleveren die zij ervan verwachten. Op hun handelen rust geen zegen omdat ze de HEERE hebben verlaten en Hij daarom hen heeft moeten verlaten. Ze zijn nu zonder Hem op weg. Hoe zou er dan voorspoed voor hen kunnen zijn?

Joas komt er zelfs toe bevel te geven om de man, die hem de woorden van God brengt, met stenen te doden (2Kr 24:21; Hb 11:37). Hier wordt een heilig man (een priester en profeet) op een heilige plaats (de tempel) met een heilige boodschap (een woord van God) gedood alsof het een Godslasteraar betreft. Hoe ver zijn de koning en zijn volk van de HEERE afgeweken.

Joas plaatst zich op één lijn met de goddeloze Achab die ook een rechtvaardig man, Naboth, heeft laten stenigen (1Kn 21:8-13). Zacharia wordt nota bene gestenigd in de voorhof van het huis van de HEERE, waar Joas zich het eerste deel van zijn koningschap zo voor heeft ingezet. De plaats van aanbidding wordt met bloed besmeurd.

Gods Geest geeft duidelijk aan dat deze steniging behalve een misdaad ook een daad van de grootst mogelijke ondankbaarheid is (2Kr 24:22a; vgl. Ri 8:35). Het gunstbewijs dat de vader van Zacharia, Jojada, aan hem heeft bewezen, is uit zijn herinnering verdwenen.

Als we vergeten dankbaar te zijn voor alles wat de Heer ons heeft gegeven in onze broeders en zusters, kan het gebeuren dat wij, in geestelijk opzicht, hun moordenaars worden als zij ons op ons falen wijzen. Ondankbaarheid is een van de kenmerken van de laatste dagen, dat is de tijd waarin wij leven (2Tm 3:1-3). Het is een tijd waarin nagenoeg geen acht meer geslagen wordt op het Woord van God.

Als Zacharia sterft, roept hij dat de HEERE het zal vergelden (2Kr 24:22b). Deze roep om wraak past bij het Oude Testament. Deze roep zal ook na de opname van de gemeente klinken (Op 6:9-11). In onze tijd past de gelovige een roep om genade en vergeving voor zijn vervolgers en hen die hem martelen (Hd 7:59-60).

De Heer Jezus verwijst in Zijn rede tegen de farizeeën naar de moord op Zacharia (Mt 23:34-35; Lk 11:51). In die rede noemt Hij de eerste en de laatste moord op gelovigen in het Oude Testament als het begin en het einde van een lange reeks bloedvergieten van rechtvaardigen. De eerste moord is die op Abel, de laatste die op Zacharia. Dat Zacharia de laatste gelovige is die in het Oude Testament wordt vermoord, klopt. We moeten er namelijk aan denken dat het boek Kronieken in de Hebreeuwse Bijbel het laatste bijbelboek is en niet zoals in onze Bijbels het boek Maleachi.

Strafgerichten aan Joas

Gods antwoord op de roep om wraak van zijn stervende dienaar Zacharia laat niet lang op zich wachten. Bij de wisseling van het jaar trekt het leger van Syrië tegen Joas op (2Kr 24:23; vgl. 2Sm 11:1). Het leger van Syrië dringt zelfs zover door, dat het Jeruzalem binnentrekt en daar alle leiders doodt. Daardoor is het volk stuurloos geworden. De buit die de Syriërs op hun veldtocht roven, sturen ze naar hun heer, de koning van Damascus.

De Syriërs zijn oppermachtig in hun strijd tegen Juda en Jeruzalem. Dat is niet omdat ze zo talrijk zijn. Integendeel, ze hebben maar een klein leger (2Kr 24:24). Toch behalen ze grote successen omdat de HEERE tegen Zijn volk strijdt. Hij toont Zich de tegenstander van Zijn volk omdat zij Hem verlaten hebben.

Vorige koningen – Abia, Asa en Josafat – zijn niet verslagen, hoewel Juda tegenover een machtig leger stond (2Kr 13:3; 2Kr 14:11; 2Kr 20:20). Hier bij Joas geeft de HEERE echter de overwinning aan Syrië dat “met weinig mannen” tegen een machtig Juda is opgetrokken. Een overmachtig Juda verliest van een klein leger omdat de HEERE hen in de hand van hun vijanden geeft (Lv 26:17a). Het dienen of verlaten van de HEERE is zo’n ernstige zaak, dat alle militaire getallen volkomen betekenisloos zijn.

De Syriërs zijn de tuchtroede in Gods hand om “strafgerichten aan Joas” te voltrekken. Het woord voor ‘strafgerichten’ wordt ook gebruikt voor de oordelen die over Egypte zijn gekomen om de farao ertoe te bewegen Gods volk uit Egypte vrij te laten (Ex 6:5; Ex 7:4; Ex 12:12; Nm 33:4). Dat laat wel de ernst zien van de tucht die de HEERE over de leider van Zijn volk brengt. De oordelen waarmee Hij het goddeloze Egypte heeft geslagen, brengt Hij hier over Zijn volk.

De dood van Joas

De strafgerichten zijn niet alleen voltrokken aan het volk, hun leiders en hun bezittingen, maar ook aan Joas persoonlijk (2Kr 24:25). Als de vijanden wegtrekken, laten ze Joas “ernstig ziek” achter, een ziekte die waarschijnlijk het gevolg is van ernstige verwondingen die hem zijn toegebracht. Daarmee is de maat van Gods tucht over hem nog niet vol. Twee dienaren spannen tegen hem samen en doden hem, terwijl hij machteloos op zijn ziekbed ligt. Joas wordt wel begraven in de stad van David, maar niet in de graven van de koningen, een eer die hij wel Jojada heeft waardig gekeurd (2Kr 24:16).

Als reden voor de moord op Joas wordt gegeven dat hij “het bloed van de zonen van de priester Jojada” heeft vergoten. Het lijkt erop dat Joas van de zonen van Jojada niet alleen Zacharia heeft gedood, maar ook nog andere zonen. De gegeven reden wil niet zeggen dat dit de twee moordenaars tot handelen heeft gebracht. Het wil zeggen dat God in Zijn regeringswegen de moord toelaat als vergelding voor het bloed dat Joas heeft vergoten. De beide mannen zullen voor hun misdaad rechtvaardig gestraft worden (2Kr 25:3).

De namen van de dienaren en hun herkomst worden genoemd (2Kr 24:26). Het zijn twee zonen van buitenlandse, hoewel aan Israël verwante, vrouwen. De Ammonieten en Moabieten zijn nakomelingen van Lot (Gn 19:30-38), de neef van Abraham. Zij hebben zich voortdurend vijandig tegenover Gods volk gedragen. Dat Joas hen tot dienaren heeft aangenomen, kan het gevolg zijn van het dienen van hun goden. Wie tot afgoderij vervalt, haalt altijd elementen in huis die hem vijandig gezind zijn en uit zijn op zijn verderf.

De kroniekschrijver eindigt zijn beschrijving van het leven van Joas met een verwijzing naar enkele dingen “die zijn beschreven in het verslag van het boek van de koningen” (2Kr 24:27). Dit boek is niet voor ons bewaard gebleven. Wat daarin beschreven staat, betreft zijn zonen, mogelijk wie dat zijn en hoe hij met hen is omgegaan. Het betreft ook “de grootte van de last, hem [opgelegd]”. Daarbij wordt wel gedacht aan de oordeelsprofetieën van de HEERE die tegen hem zijn uitgesproken. De laatste verwijzing is naar “het fundament van het huis van God”, waarin we toch een zekere waardering mogen opmerken voor wat Joas voor Gods huis heeft gedaan.

Het leven van Joas mag dan een tragisch verloop en een tragisch einde hebben gehad, de trouw van God blijft. De zoon van Joas, Amazia, wordt koning in de plaats van Joas. Zo houdt God nog steeds een lamp voor het huis van David brandend. Het licht is nog niet gedoofd.

Copyright information for DutKingComments