2 Chronicles 32:10-19

Sanherib lastert de HEERE

Hizkia is net klaar met zijn voorbereidingen of daar komen de dienaren van Sanherib naar Jeruzalem (2Kr 32:9). Zij spreken de woorden van Sanherib (2Kr 32:10a). Dit zijn heel andere woorden dan de woorden die Hizkia heeft gesproken. Hizkia heeft met zijn woorden het volk van God ondersteund (2Kr 32:8), maar Sanherib wil door zijn woorden het vertrouwen van het volk in Hizkia en de HEERE ondermijnen en wegnemen (2Kr 32:10b). Als hij hun vertrouwen kan aantasten, zullen ze de moed verliezen en een gemakkelijke prooi voor hem worden.

Sanherib wijst het volk er bij monde van zijn dienaren op, dat Hizkia door zijn politiek hen overgeeft om door honger en dorst te sterven (2Kr 32:11). Hizkia misleidt hen immers door hen te laten geloven dat de HEERE hun God hen wel uit zijn hand zal redden. Wat een dwaasheid van Hizkia! Ze zien toch met hun eigen ogen wat Hizkia met “Zijn [offer]hoogten en Zijn altaren” heeft gedaan (2Kr 32:12)? Hizkia heeft ze allemaal weggenomen en de HEERE heeft er geen stokje voor gestoken. Dan moet hun toch wel duidelijk zijn wat voor waardeloze God dat is, Die niet eens voor Zichzelf kan opkomen? Hier zien we dat voor het dwaze ongeloof van Sanherib de HEERE niet meer is dan een van de vele afgoden die het volk heeft gediend.

Sanherib wil het volk opstoken door hen erop te wijzen wat Hizkia hun heeft afgenomen en dat hij hun godsdienst beperkt heeft tot één altaar. Maar Sanherib weet niets van de verborgen bronnen die het geloof kent. Ook vandaag zullen mensen van de wereld en zelfs in de christenheid zeggen dat het geen zin heeft trouw te zijn aan God en Zijn Woord. Volgens Sanherib is het dienen van de ene God zinloos. God is trouwens voor hem niet meer dan een afgod, van wie zijn altaren zijn weggehaald. Maar al is Gods kracht op dit moment niet openlijk aanwezig, Juda moet uit zijn eigen geschiedenis weten hoe God altijd voor Zijn volk is opgekomen tegen overmachtige vijanden.

In snoevende, hoogmoedige taal vraagt Sanherib of ze dan niet weten wat hij en zijn vaderen met andere volken hebben gedaan (2Kr 32:13). In grootspraak stelt hij een volgende vraag en die is of de goden van die volken hebben kunnen voorkomen dat hij die landen veroverde. In zijn derde vraag redeneert hij dat het geen van de goden van de landen die zijn vaderen met de ban hebben geslagen, is gelukt zijn volk uit zijn hand te redden. Daarom zal het, zo snoeft hij, zeker hun God niet zal lukken Zijn volk uit zijn hand te redden (2Kr 32:14). Hier reduceert Sanherib God niet alleen tot een afgod, maar spreekt hij minachtend over Hem als een van de geringste afgoden.

Na deze opsomming van feiten mag de conclusie helder zijn (2Kr 32:15). Het volk moet zich niet door Hizkia laten bedriegen en zich niet laten inspireren door wat hij zegt. Hizkia is een leugenaar. Ze moeten hem niet geloven. De feiten zijn toch duidelijk? Nog eens wijst hij erop – hij wordt er niet moe van het te herhalen – dat het geen enkele god gelukt is zijn volk en koninkrijk tegen de aanvallen van de Assyriërs te beschermen. Al die volken zijn door hen overwonnen. Als die goden dat al niet lukte, dan zeker hun God niet.

De kroniekschrijver laat het hierbij voor wat betreft de woorden die Sanherib tot het volk heeft gericht. Zijn dienaren hebben nog andere woorden gesproken “tegen de HEERE God, en tegen Zijn dienaar Hizkia” (2Kr 32:16; 2Kn 18:19-35). Telkens weer belastert Sanherib in zijn arrogantie de God van hemel en aarde door Hem te vergelijken met zijn eigenhandig gemaakte goden van hout en steen. Ook Zijn dienaar belastert hij. Hij maakt Hizkia uit voor een misleider. Dat wordt ook van de Heer Jezus gezegd (Jh 7:12; Mt 27:63). Het is een eer voor Hizkia om als metgezel van God te delen in de smaad die de vijand Hem aandoet (vgl. Ps 69:10; Lk 10:16).

Als de gewenste uitwerking van zijn woorden uitblijft, probeert Sanherib het volk door middel van brieven klein te krijgen (2Kr 32:17). In die brieven staat hetzelfde verhaal. Hij hamert op hetzelfde aambeeld. Steeds hetzelfde zeggen doet het goed in de politiek. De mensen worden erdoor gehersenspoeld en zullen ten slotte de leugen als waarheid aannemen.

Sanherib hoont “de HEERE, de God van Israël” door maar te blijven herhalen dat “de God van Hizkia” hen niet zal kunnen redden uit zijn hand, net zomin als de goden van andere volken dat is gelukt. Zijn dienaren ondersteunen de boodschap van de brief door het volk in het Judees met luide stem hun dreigementen toe te roepen (2Kr 32:18). Ze willen door intimidatie de weerstand van het volk breken en dan de stad innemen.

2Kr 32:19 vat samen hoe Sanherib over God heeft gesproken. Zijn opvatting over God zal hem fataal worden. De uitwerking is het tegendeel van het doel dat Sanherib met zijn spottende taal heeft. De hoon van de tegenstanders zorgt er juist voor dat God Zich tegen deze vijanden keert, net zoals het gebed van Zijn volk Hem ten gunste van Zijn volk doet werken.

Copyright information for DutKingComments