2 Chronicles 34:14-20

Het wetboek gevonden

De vierde fase in de opwekking is het vinden van het wetboek. Deze ontdekking wordt gedaan, terwijl ze bezig zijn met het geld voor het huis van de HEERE (2Kr 34:14). Als wij bezig zijn met de belangen van Gods huis, zal God onze ogen openen voor Zijn Woord, dat wil zeggen dat Hij door Zijn Woord tot ons hart zal gaan spreken. Het Woord gaat voor ons leven.

De vinder van het boek, de priester Hilkia, geeft het boek aan Safan met de woorden: “Ik heb het wetboek gevonden in het huis van de HEERE” (2Kr 34:15). In de toepassing op ons kan dit getuigenis door velen worden nagezegd. Veel gelovigen hebben de waarheid van Gods Woord ontdekt door het onderwijs in de plaatselijke gemeente. Dat is de gebruikelijke ‘vindplaats’ van het Woord. In de gemeente wordt het Woord verkondigd en uitgelegd. Het wil niet zeggen dat de gemeente leert, want het onderwijs wordt gegeven door de leraren die de Heer Jezus heeft gegeven, terwijl ieder die ernaar luistert het Woord moet onderzoeken of die dingen zo zijn (Hd 17:11).

“De leer van de apostelen” wordt onderwezen in de eerste gemeente in Jeruzalem (Hd 2:42). In een van de eerste gemeenten uit de heidenen, die in Antiochië, wordt ook eerst een jaar lang onderwijs gegeven uit Gods Woord (Hd 11:26). Onderwijs in Gods Woord in gemeenteverband is belangrijk om te groeien in het geloof. Dat sluit overigens de persoonlijke studie van Gods Woord op geen enkele manier uit, maar bevordert die juist.

Safan gaat met het gevonden wetboek naar Josia (2Kr 34:16a). Eerst brengt hij verslag uit van de werkzaamheden (2Kr 34:16b-17). Hij meldt van de dienaren dat zij gehoorzaam doen wat ze moeten doen. Dat is een mooi getuigenis. Hopelijk kan ook van ons worden getuigd tegenover de Heer Jezus en ook anderen dat wij doen wat ons “in handen gegeven” is (vgl. 1Tm 4:15). Het is belangrijk dat wij werken met wat de Heer ons heeft toevertrouwd. Dat wordt door anderen opgemerkt.

Na het verslag van de trouw van de werkers vertelt Safan Josia over de boekrol die de priester Hilkia hem heeft gegeven en begint eruit voor te lezen (2Kr 34:18). Het is de eerste keer in zijn leven dat Josia Gods Woord hoort. Hij komt hier voor de eerste keer in aanraking met de kracht van het Woord, dat een geweldige uitwerking op hem heeft. Hoe belangrijk is het ook voor ons om telkens als we Gods Woord lezen, het zo te doen alsof het voor de eerste keer is. Dan zullen we er telkens de kracht van ervaren en zal het de uitwerking hebben die het ook bij Josia heeft.

De uitwerking

Als Josia het Woord van God hoort, is hij direct onder de indruk (2Kr 34:19). Josia toont de ware geest van de Reformatie. Wie door het Woord geraakt is, zal vragen wat hij moet doen (Hd 2:37). Als het Woord van God tot ons komt en we zien dat er in ons leven dingen zijn die niet deugen, laten we dan niet reageren zoals de zoon van Josia, Jojakim, doet. Hij snijdt het Woord in stukken, hij verscheurt het Woord en niet zijn kleren (Jr 36:23-24). Josia reageert anders. Hij scheurt zijn kleren. Het Woord werkt in hem (1Th 2:13).

Het Woord dat achthonderd jaar geleden door Mozes is gegeven (2Kr 34:14), heeft niets aan kracht verloren. Het heeft op Josia zijn volle uitwerking. Dat komt omdat Josia zich ervoor buigt. Hij zegt niet: ‘Dat is niet meer van deze tijd, het heeft ons niets meer te zeggen.’ Nee, hij is erdoor overtuigd en weet dat het nog steeds zijn volle betekenis heeft.

Josia onderneemt direct actie. Als Gods Woord tot ons komt en wij zijn ons dat bewust, zal dat ons tot actie bewegen. Josia wil weten wat de HEERE wil en geeft enkele dienaren de opdracht Hem te gaan raadplegen (2Kr 34:20-21). We lezen zijn motivatie (2Kr 34:21b). Josia ziet dat God moet oordelen vanwege de ontrouw van het volk. Die ontrouw is het gevolg van het niet nauwlettend in acht nemen van Gods Woord. Omdat er van oordelen sprake is, is er mogelijk gelezen uit het boek Deuteronomium (vgl. Dt 31:16-19; Dt 32:16-43).

De oordelen zijn voor Josia geen reden om bij de pakken te gaan neerzitten. Er is een weg van herstel. Hij weet dat die hem kan worden gewezen door de profetes Hulda (2Kr 34:22). De geestelijke kracht ligt bij een vrouw, zoals in de tijd van de richters bij Debora (Ri 4:4-5). Als dat de situatie is, betekent het dat Gods volk ver van Hem is afgeweken.

Hulda woont in een nieuwe wijk van Jeruzalem, waarschijnlijk in een onopvallend huis, misschien wel in wat wij een ‘rijtjeshuis’ noemen. Ze is getrouwd met “de beheerder van de [priester]kleding”. Kleding spreekt van onze gewoonten, wat mensen van ons zien. Spreekt dit er niet van hoe het Woord van God zichtbaar moet worden in ons leven, dat Christus in ons leven wordt gemanifesteerd? Het is Gods bedoeling dat wij door ons leven de leer van Christus versieren (Tt 2:10b).

Copyright information for DutKingComments