2 Chronicles 34:28

Boodschap van Hulda

Hulda begint haar boodschap met direct op de oorsprong daarvan te wijzen (2Kr 34:23). Wat ze zegt, zijn niet haar woorden, maar de woorden van “de HEERE, de God van Israël”. Dat kan alleen iemand zeggen die werkelijk de woorden van de HEERE spreekt. Het gebeurt vandaag helaas nogal eens dat die woorden worden geuit door mensen die alleen op eigen voordeel uit zijn (Ez 13:7).

Hulda richt de woorden van de HEERE tot “de man die u naar Mij toegestuurd heeft”. Over Josia wordt gesproken als ‘man’, niet als koning. In de tegenwoordigheid van de HEERE is geen plaats voor de belangrijkheid van de mens.

In 2Kr 34:24 spreekt Hulda voor de tweede keer de woorden “zo zegt de HEERE” uit. Nu zijn ze de inleiding op wat de HEERE gaat doen en waarom Hij dat gaat doen (2Kr 34:25). Josia heeft weliswaar de tempel hersteld, maar het volk heeft zich niet van harte en met berouw over zijn afgoderij tot de HEERE bekeerd. Het volk heeft de HEERE verlaten en daarom is het oordeel onafwendbaar.

Vervolgens heeft ze een persoonlijk woord voor Josia (2Kr 34:26). Ze merkt daarbij op, dat Josia zijn dienaren heeft gestuurd “om de HEERE te raadplegen”. Zulke acties waardeert de HEERE zeer en Hij noteert ze met vreugde. Het persoonlijke woord voor Josia wordt ingeleid met de woorden die Hulda al twee keer eerder in de mond heeft genomen. De HEERE waardeert niet alleen het feit dat Josia Hem wil raadplegen, maar Hij ziet ook de gezindheid van zijn hart (2Kr 34:27; vgl. 1Kn 21:20-29).

De gezindheid van Josia is openbaar geworden bij het horen van de woorden van de HEERE. Het heeft hem tot vernedering voor Gods aangezicht gebracht. Daarvan heeft hij het uiterlijke teken laten zien in het scheuren van zijn kleren en het huilen voor Gods aangezicht. Een hart dat week geworden is voor Zijn aangezicht, laat die weekheid en vernedering ook zien. We kunnen onze kleren scheuren en huilen zonder dat er echt berouw is. Bij Josia is alles echt.

Om die reden doet de HEERE Josia een persoonlijke belofte (2Kr 34:28). Die belofte is dat hij van alle onheil dat de HEERE over Jeruzalem gaat brengen, niets zal zien (vgl. Js 57:1-2; 2Kr 32:26). Voordat de oordelen komen, zal Josia door de HEERE met zijn vaderen worden verenigd en in vrede begraven worden. We kunnen dit toepassen op het wegnemen van de gemeente van de aarde voordat God Zijn oordelen over de aarde zal laten komen (Op 3:10; 1Th 1:9-10).

Als Hulda is uitgesproken, brengen de dienaren Josia verslag uit. Dat brengt hem weer tot handelen. Daaraan we zien dat Josia de woorden van Hulda aanneemt als de woorden van de HEERE. Ze heeft drie keer gezegd “zo zegt de HEERE” en Josia erkent dat.

Copyright information for DutKingComments