2 Corinthians 13:14

Nederlandse verzen (7-13)

Gebeden en slotwoorden

2Ko 13:7. Paulus zoekt het goede voor de Korinthiërs. Eerst geeft hij aan dat hij wil voorkomen dat ze het kwade zullen doen. Al het kwaad dat een kind van God doet, werpt een smet op God en op Christus. Je leeft te midden van het kwaad. Je kunt er gemakkelijk door worden aangestoken, en voordat je het weet, doe je mee. Het mag ons gebed zijn dat God ons daarvoor zal bewaren. Dat mogen we ook voor elkaar bidden, zoals Paulus dat hier voor de Korinthiërs doet.

Het motief moet niet zijn om daardoor zelf eer te ontvangen. Zo kunnen wij wel zijn. Ik kan bijvoorbeeld mijn kinderen willen bewaren voor het doen van verkeerde dingen om daardoor te laten zien dat ik een goede vader ben. Als dat mijn motief is, komt er niets van terecht. Mijn motief moet het welzijn van mijn kinderen zijn. Het moet mij om hen gaan. Zo kun jij voor jezelf misschien ook wel personen invullen voor wie je kunt bidden dat God hen voor het kwade bewaart.

Maar alleen bewaren voor het kwade is niet voldoende. Iemand die het kwade niet doet, moet het goede gaan doen. Anders is het gevaar groot dat de leegte toch weer met iets kwaads wordt gevuld. In Romeinen 12 worden deze twee ook met elkaar verbonden: “Hebt een afkeer van het kwade; weest gehecht aan het goede” (Rm 12:9b). Paulus is er zozeer op uit het goede voor hen te zoeken, dat hij zichzelf helemaal wil wegcijferen.

2Ko 13:8. Het enige wat hem interesseert, is de waarheid. Hij kan onmogelijk de waarheid onderuithalen of ontkrachten. Hij gaat zeker niet tegen de waarheid in en onthoudt die ook niet aan de Korinthiërs. Wat hij wil, is juist de waarheid naar voren brengen. Hij weet dat het woord van de Heer Jezus in Johannes 8 waar is: “De waarheid zal u vrijmaken” (Jh 8:32). De waarheid van Gods Woord verbreekt elke band waarmee mensen, ook gelovigen, gevangen kunnen zitten. Ze kunnen gevangenzitten in een zedeloos leven, ze kunnen gevangenzitten in bepaalde wettische of wijsgerige systemen, maar de waarheid maakt vrij, maakt los. Door het naar voren brengen van de waarheid kunnen we eraan meewerken dat de waarheid haar uitwerking heeft.

2Ko 13:9. De waarheid laat niet zien hoe sterk de man of vrouw is die de waarheid brengt. Paulus is er blij om zelf zwak te zijn en hij is blij te zien dat de waarheid hen sterk maakt.

Het tweede gebed dat hij voor hen in zijn hart heeft, is dat zij volmaakt zullen worden. Dat is precies wat de waarheid wil bewerken. Wie zich bezighoudt met de waarheid van Gods Woord, zal daardoor geestelijk groeien naar volwassenheid. ‘Volwassenheid’ is een van de betekenissen van ‘volmaaktheid’. De wens van Paulus om hen volmaakt te zien heeft ook te maken met aaneengesloten zijn. Dat is met het oog op de onderlinge verdeeldheid in Korinthe wel hard nodig. Daarom heeft hij hun geschreven. Ze hebben nu een brief in handen waarin instructies staan hoe ze hun zaken in orde moeten maken met het oog op zijn komst.

Hier is een parallel te trekken met onze situatie. Wij hebben ook een brief, een complete Bijbel, met daarin instructies hoe wij hebben te leven en de dingen in orde hebben te maken die niet goed zijn. De Heer Jezus komt binnenkort terug. Hoe zal Hij ons aantreffen?

2Ko 13:10. Paulus wil niet streng optreden. Hij bezit daarvoor wel het gezag, maar veel liever wil hij dat niet op die manier laten gelden. Hij wil zijn gezag graag positief gebruiken, om op te bouwen en niet om het verkeerde af te breken. Het is net als met een vader in een gezin. Hij heeft gezag om zijn kinderen te straffen. Dat moet hij ook doen als het nodig is. Maar als zijn gezag alleen zou bestaan uit de hele dag klappen uitdelen, dan vraag je je toch wel af hoe de sfeer in dat gezin is. Veel liever zal iedere vader zijn gezag gebruiken om zijn kinderen de goede dingen bij te brengen en hen te helpen in het vinden van een manier van leven die tot eer van de Heer is.

2Ko 13:11. Paulus besluit zijn brief met het geven van enkele aansporingen. Die moeten ertoe dienen dat zij samen op de goede wijze en in de goede richting optrekken naar het einddoel van de christelijke levensreis.

1. Hij begint met “verblijdt u”. Je kunt je afvragen hoe hij dat kan zeggen na zoveel te hebben geschreven over wat niet deugt. Misschien dat hij het juist daarom zegt. Hij heeft hen niet in de put willen praten. Er is nog zóveel waarover ze blij kunnen zijn. Dat mag bij jou ook zo zijn.

2. Nog eens komt de vermaning om “volmaakt” of vast aaneengesloten te zijn. We hebben elkaar hard nodig en moeten niet in groepjes uiteenvallen.

3. De aansporing “weest getroost” klinkt als een bemoediging te midden van zoveel wat verdrietig en neerslachtig kan maken.

4. “Eensgezind” zijn is samen eenzelfde verlangen en inzet hebben om het gestelde doel te bereiken. Niet ieder voor zijn eigen belangen, maar samen voor de belangen van de Heer.

5. De opsomming eindigt met “houdt vrede”. Waar vrede is, is rust en harmonie. Vrede is een atmosfeer die weldadig aandoet.

God wordt daarom ook “de God van de liefde en vrede” genoemd. Liefde wordt het eerst genoemd, want God is liefde. Liefde is de bron van al het goede. Die God zal met ons zijn als we deze aansporingen ter harte willen nemen en ons ervoor inzetten ze in praktijk te brengen. Kun je je iets mooiers voorstellen dan die God ‘met je te hebben’, als je Metgezel? Het staat er toch echt.

2Ko 13:12. Wanneer de gelovigen in Korinthe elkaar ontmoeten, bijvoorbeeld in de samenkomst of op een verjaardag (als ze daar wat aan deden), dan moeten ze elkaar groeten met een heilige kus. Het gaat niet zozeer om de vorm van de begroeting, niet de kus is het belangrijkste. In Nederland geven de gelovigen elkaar een hand. Waar het om gaat, is dat de groet oprecht is en niet gemaakt of geveinsd. Het moet op een “heilige” manier gebeuren. Achter de kus of het geven van de hand mogen geen onheilige gedachten ten aanzien van de broeder of zuster schuilgaan.

Niet alleen de gelovigen in Korinthe zijn met elkaar verbonden. Paulus brengt ook de groeten over van allen die bij hem zijn. Ondanks het vele wat er bij de Korinthiërs gecorrigeerd moet worden, laat Paulus hun hierdoor toch de verbondenheid met gelovigen op andere plaatsen voelen.

2Ko 13:13. De zegenbede waarmee hij zijn brief afsluit, is uniek onder zijn brieven. Nergens wordt op zo’n indrukwekkende wijze afscheid genomen. Hij brengt hierin de drie-enige God naar de Korinthiërs toe.

1. “De genade van de Heer Jezus Christus” wordt genoemd. Genade is nodig omdat wij alles verspeeld hebben. Waar dat bewustzijn aanwezig is, komt de Heer Jezus Christus – zie je dat hier Zijn volledige naam wordt genoemd? – en geeft in Zijn genade wat nodig is. Zijn genade wordt hier voor de tweede keer genoemd. In 2 Korinthiërs 8 ben je Zijn genade voor verloren zondaars tegengekomen (2Ko 8:9). Hier is Zijn genade het middel om een falende gemeente te herstellen.

2. Dan “de liefde van God”. Liefde zoekt altijd wat goed is voor de ander. God heeft in Zijn liefde Zijn Zoon gegeven voor verloren zondaars. De liefde van God is ook werkzaam om een dwalende gemeente terug te brengen op de juiste weg.

3. Ten slotte “de gemeenschap van de Heilige Geest”. Gelovigen kunnen alleen goed met elkaar omgaan als ieder zich laat leiden door de Heilige Geest. Om deze gemeenschap ook werkelijk te beleven mogen er geen zonden in het leven van de gelovigen worden toegelaten, laat staan aanwezig blijven. De Heilige Geest kan geen gemeenschap hebben met zonden.

Een grote zegen zal ons deel zijn als wij in de plaatselijke gemeente de inhoud van deze brief ter harte nemen. Geve God dat wij ons daarvoor inzetten, tot Zijn eer en verheerlijking en tot onze vreugde en vrede.

Lees nog eens 2 Korinthiërs 13:7-13.

Verwerking: Wat kun jij doen om aan de aansporingen van Paulus gehoor te geven?

Copyright information for DutKingComments