2 Kings 22:11

De vondst van het wetboek

Nadat de geschiedschrijver heeft verteld over de opdracht om het huis van God te herstellen, schrijft hij over de vondst van “het wetboek in het huis van de HEERE”. Daar komt in zijn verslag nu de nadruk op te liggen. Wat verder volgt, is de uitwerking van wat in het wetboek geschreven staat op het hart en het geweten van Josia. De opwekking van Josia wordt gekenmerkt door het vinden van het Woord van God.

We mogen nog wel opmerken dat het vinden van het wetboek gebeurt in samenhang met de zorg voor de tempel. In geestelijke zin kunnen we de toepassing maken dat we Gods Woord, dat wil zeggen de betekenis ervan, zullen ontdekken, als ons hart uitgaat naar wat nu Gods huis is, Zijn gemeente. Wanneer het hart uitgaat naar hetzelfde als waar Gods hart naar uitgaat, is de juiste gezindheid aanwezig om door God onderwezen te worden uit Zijn Woord.

We weten niet wat dit wetboek is, dat ze vinden. Het kan zijn dat het gaat om de vijf boeken van Mozes of alleen om het boek Deuteronomium. Belangrijk is dat ook niet. Waar het om gaat, is de uitwerking van die vondst. Het is overigens een grote genade van God dat Hij als het ware Zijn Woord teruggeeft aan Zijn volk. Er staat wel dat Hilkia zegt dat hij het wetboek “gevonden” heeft, maar dat betekent niet dat hij er naar heeft gezocht. God zorgt ervoor dat hij het vindt.

Als het gevonden is, gaat het Woord aan zijn onstuitbare loop beginnen (vgl. 2Th 3:1). Hilkia, de hogepriester, heeft het gevonden. Hij geeft het aan Safan. Safan gaat erin lezen. Daarna gaat hij met het wetboek naar de koning. Daar aangekomen doet hij eerst verslag van zijn oorspronkelijke opdracht met betrekking tot het geld. Verder horen we niets over het werk aan de tempel. Alle aandacht gaat uit naar het Woord en wat het bewerkt.

Na het verslag over het geld vertelt Safan de koning over het wetboek dat hij van Hilkia heeft gekregen. Hij overhandigt het niet aan de koning als een antiquiteit, om het te bewonderen, maar hij leest het de koning voor vanwege de actualiteit, om erdoor aangesproken te worden. De Bijbel wordt de meeste eer bewezen als we er gelovig in lezen, hem bestuderen en in ons hart opnemen wat we lezen en in praktijk brengen wat tot ons wordt gezegd door de Heer.

Dat zien we bij Josia. De uitwerking die Gods Woord op hem heeft, liegt er niet om. Hij wordt erdoor aangegrepen of nog beter, hij wordt erdoor overmand. Hij is niet alleen door het Woord aangeslagen, maar hij wordt erdoor verslagen. Josia vraagt zich niet af of dit de Bijbel is, of het wel waar is. Hij argumenteert niet, maar het Woord werkt in hem. Hij neemt het aan, “niet als een woord van mensen, maar, zoals het waarlijk is, als Gods Woord, dat ook werkt in u die gelooft” (1Th 2:13).

Bij ons is misschien meer het omgekeerde het geval. Wij hoeven niet naar een Bijbel te zoeken. Vaak hebben we meerdere Bijbels, in verschillende vertalingen en verschillende talen, binnen handbereik, maar het doet ons vaak weinig als we erin lezen. Josia ontdekt de Bijbel. Hij doet een grote vondst, hij vindt “een grote buit” (Ps 119:162). Het verscheurt zijn hart. Als teken van zijn innerlijke verslagenheid scheurt hij zijn kleren (vgl. Jl 2:13).

Het is te wensen dat wij dit telkens zullen ervaren als we in Gods Woord lezen. Dat kan! We kunnen ervoor bidden dat de Heer Zichzelf en Zijn wil in Zijn Woord aan ons laat zien. Als Hij bij ons dat oprechte verlangen ziet en ook ziet dat wij ons zullen verootmoedigen als Hij dingen laat zien die niet goed zijn, zal Hij Zichzelf en Zijn wil laten zien.

Copyright information for DutKingComments