2 Kings 24:8-16

Jojachin koning van Juda

Na de dood van Jojakim wordt zijn zoon Jojachin koning. Deze jongen is dan nog maar achttien jaar oud. De duur van zijn regering is drie maanden. Ook zijn korte regering is lang genoeg om hem het standaardkenmerk dat “hij deed wat slecht was in de ogen van de HEERE” te geven. Om aan te geven wat hij aan slechts heeft gedaan, wordt gezegd dat hij deed “overeenkomstig alles wat zijn vader gedaan had”.

“In die tijd”, dat is in de drie maanden dat hij regeert, trekken de dienaren van Nebukadnezar tegen Jeruzalem op en belegeren de stad. Als de belegering aan de gang is, komt Nebukadnezar zelf ook naar Jeruzalem. Als hij daar is, geeft Jojachin zich vrijwillig over, “hij, zijn moeder, zijn dienaren, zijn vorsten en zijn hovelingen”.

De overgave vindt plaats in “het achtste jaar van zijn regering”, dat wil zeggen van de regering van Nebukadnezar. Dit is de eerste datering met een verwijzing naar de regering van een buitenlandse heerser.

Jeruzalem in ballingschap

Na de overgave van Jojachin neemt Nebukadnezar “alle schatten van het huis van de HEERE weg, en [ook] de schatten van het huis van de koning”. Hij neemt alles mee naar Babel. De schatten van het huis van de HEERE worden later door Belsazar misbruikt (Dn 5:1-4). Weer later zorgt Kores de Pers ervoor dat ze weer naar Jeruzalem worden teruggebracht (Ea 5:14).

Na de waardevolle materialen worden ook de mensen met invloedrijke functies uit Jeruzalem naar Babel weggevoerd. Deze mensen zouden een opstand kunnen organiseren en zo een gevaar kunnen betekenen voor het gezag van Nebukadnezar. In deze gevangenschap worden ook de profeet Ezechiël (Ez 1:1-2) en Mordechai (Es 2:5-6) weggevoerd. De enigen die niet mee hoeven, zijn de armen van het land. Daar is geen gevaar van een georganiseerde opstand van te duchten.

Hij voert ook Jojachin weg naar Babel, samen met zijn moeder, zijn vrouwen, zijn hovelingen en de heersers van het land. Ook de strijdbare mannen en mensen die wapens kunnen maken (vgl. 1Sm 13:19) worden door Nebukadnezar meegenomen. Zo voorkomt Nebukadnezar elke vorm van verzet.

Als het de duivel lukt ons op de een of andere manier gevangen te nemen door een bepaalde zonde, heeft hij niets meer van ons te duchten en blijft er van ons getuigenis voor de Heer niets over. Hetzelfde geldt voor de gemeente. Als wij ons inlaten met vreemde leringen, zoals wetticisme (zie de brief aan de Galaten) en filosofie (zie de brief aan de Kolossenzen), worden we daar ook door gevangen en kunnen wij niet getuigen van de Heiland. Ook het samenkomen van de gemeente verliest zijn getuigend karakter, zowel naar God toe als naar de wereld toe, als daarin het vlees zich kan laten gelden zonder veroordeeld te worden. Dat zien we in de eerste brief aan de Korinthiërs.

Copyright information for DutKingComments