2 Kings 5:20-27

De hebzucht van Gehazi

Gehazi is een beeld van de toestand van Israël tegenover de heiden die genade ontvangen heeft. De haat die de Heer Jezus ontvangt als Hij naar de genezing van Naäman verwijst, betreft niet zozeer het feit van de genezing van Naäman, als wel het feit dat Naäman wordt genezen met voorbijzien van Israël (Lk 4:27-29). Genade die wordt betoond aan ongodsdienstige mensen, roept de haat op van godsdienstige mensen die genade als een recht claimen.

Er is een groot verschil tussen de bekeerde heiden Naäman en de verdorven Israëliet Gehazi. Naäman heeft van Elisa geleerd dat God een God van genade is. Daarom heeft Elisa zijn giften geweigerd. Elisa wilde dat Naäman onder de indruk kwam van de HEERE, de God van Israël, als een God van genade. God is niet om te kopen of te manipuleren met wat een mens ook maar kan geven of doen.

Wat Gehazi doet, moet in dit licht worden gezien. Door zijn gedrag maakt hij van de gevende God een vragende of zelfs eisende God. Hij wordt in zijn gedrag geleid door hebzucht. Ondanks dat hij zoveel heeft meegemaakt met de man Gods, is zijn hart niet veranderd. Onder alle wonderen van genade is zijn hart koud gebleven. Het is met hem als met Judas. Hij is door het geld gevangen.

Als hij ziet dat Elisa niets van Naäman aanneemt, is dat schokkend voor hem. Wat een gemiste kans om op een in zijn ogen legale manier rijk te worden! Het kan toch niet waar zijn dat Naäman met al zijn schatten weer vertrekt, zonder dat hij daar een deel van krijgt. Naäman heeft het immers aangeboden. Hij bedenkt een list om toch wat van de rijkdom van Naäman in bezit te kunnen krijgen.

In de manier waarop hij over Naäman spreekt, “Naäman, die Syriër”, klinkt iets door van minachting. Geldzucht is een vreselijke zaak onder het volk van God. Wie door geldzucht bevangen is, is blind voor de waarde van de persoon. In zijn vermetelheid waagt Gehazi het zelfs de Naam van de HEERE aan zijn hebzucht te verbinden. Met gebruikmaking van de woorden “de HEERE leeft” neemt hij het besluit Naäman achterna te snellen.

Behalve dat hij de Naam van de HEERE ijdel gebruikt (Ex 20:7), bedient hij zich van leugen. Als hij bij Naäman komt, hangt hij het verhaal op dat de profeet zich heeft bedacht. Elisa heeft namelijk bezoek gekregen. In een enkele zin verwoest Gehazi alles wat Elisa Naäman in 2Kn 5:16 heeft willen leren. Gehazi legt met wat hij zegt een smet op Elisa, de man Gods, alsof deze toch nog aanspraak maakt op een beloning. De leugen die hij gebruikt, bederft ook Gods genade. Hij hangt een prijskaartje aan de genade van God. Hij stelt God voor als een ‘eiser’, een God Die neemt en dus niet anders is dan alle afgoden van de volken. Dit verklaart waarom zijn straf zo ernstig is.

Gehazi krijgt wat hij vraagt en zelfs meer. Naäman geeft hem het enorme bedrag van twee talent zilver en ook de twee gevraagde gewaden. Listig laat Gehazi zijn rijkdom naar een plaats brengen waar hij die zelf kan verbergen. Hij houdt er echter geen rekening mee dat hij te maken heeft met Iemand voor Wie alle dingen naakt en geopend zijn en Die een profeet heeft aan wie Hij kan meedelen wat Hij ziet.

We kunnen de handelwijze van Gehazi toepassen op veel van wat in de christenheid vandaag gebeurt. Paulus spreekt daarover in de brief aan de Galaten. Daar zijn mensen die beweren dat de dood van de Heer Jezus niet voldoende is om behouden te worden. Er moet volgens hen nog iets bij, namelijk het houden van bepaalde voorschriften van de wet, zoals de besnijdenis. Bij de Galaten heeft de ‘Jezus-Plus Beweging’ ingang gevonden. Maar alles wat ‘plus’ is, verduistert de genade. Dat geldt voor de wet, de doop, de leer van de gemeente. Alles wat we aan Christus toevoegen als voorwaarde om christen te zijn en als zodanig te worden aanvaard, is een verduistering van de genade.

Gehazi wordt melaats

Als Gehazi weer bij Elisa terug is, doet hij alsof er niets is gebeurd. Hij neemt zijn gebruikelijke plaats weer in, klaar om zijn heer te dienen. Met zijn vraag geeft Elisa Gehazi gelegenheid zelf met zijn kwaad voor de dag te komen. Hij benut die gelegenheid niet, maar blijft in de leugen volharden.

De man Gods zegt dan hoe hij in zijn hart Gehazi is gevolgd en in de geest heeft gezien wat er is gebeurd toen Gehazi zich bij Naäman meldde. Hij heeft gezien dat Naäman Gehazi welkom heeft geheten en hem alles heeft gegeven wat hij vroeg. Elisa spreekt niet over de letterlijke geschenken die Naäman gaf, maar over wat Gehazi van plan was er allemaal mee te kopen. Hij kende de ongebreidelde hebzucht van zijn knecht.

Zo kende ook de Heer Jezus de geldzucht van Judas. Toch heeft Hij Judas verdragen, evenals Elisa Gehazi heeft verdragen. Hij heeft de handelwijze van Gehazi niet verhinderd, net zomin als de Heer Jezus de handelwijze van Judas heeft verhinderd. God laat de mens in zijn volle verantwoordelijkheid.

Elisa vraagt erbij of het wel de juiste tijd was om al dit spul van Naäman te nemen. Het was niet de juiste tijd en omdat het niet de juiste tijd ervoor was, had Gehazi dit gestolen. We moeten leren klokkijken op de klok van God. Vooruitgrijpen op Gods tijd is bijvoorbeeld dat we nu al politieke invloed of zelfs regeringsbevoegdheid willen bezitten, terwijl ons dat niet is gegeven. Regeren met Christus komt nog (1Ko 4:8; 1Ko 6:2-3).

We lezen niet dat Elisa Gehazi de opdracht geeft het geld en de goederen naar Naäman terug te brengen. Hij heeft het geld van Naäman genomen en hij mag het houden. Hij krijgt er echter ook de melaatsheid van Naäman bij.

Copyright information for DutKingComments