2 Kings 6:6

Het ongeluk en het wonder

Bij de Jordaan gaan ze aan het werk. Terwijl ze bezig zijn, gebeurt er een ongeluk. Bij iemand die een boomstam met een bijl aan het omhakken is, schiet de bijl uit zijn handen. Hij verliest de controle over zijn gereedschap. Gelukkig treft de bijl niemand (vgl. Dt 19:5), maar hij verdwijnt wel in het water van de Jordaan. De man is zijn gereedschap kwijt. Terwijl hij het ijzer in het water ziet verdwijnen, schreeuwt hij het uit: “Ach, mijn heer, het was [nog wel] geleend!”

Elisa moet vlak bij hem hebben gestaan, want de man richt zijn angstschreeuw tot de man Gods. Dat is ook het juiste adres. Menselijkerwijs zouden we zeggen: ‘Wat een geluk dat ze Elisa hebben gevraagd om mee te gaan.’ Elisa informeert waar het ijzer in het water is gevallen. Als de man hem de plek heeft aangewezen, snijdt Elisa een stuk hout af en werpt het naar die plek. Het hout functioneert als een magneet, want het ijzer komt bovendrijven. Elisa haalt het ijzer niet zelf uit het water, maar zegt tegen de man dat hij het naar zich toe moet halen. Elisa verricht het wonder, de man moet doen wat hij zelf kan.

Het verhaal als zodanig laat zien hoezeer de man Gods betrokken is bij een ogenschijnlijk kleine gebeurtenis, maar die een persoonlijk drama voor iemand betekent. Deze geschiedenis staat tussen twee gebeurtenissen in die van internationale omvang zijn. Gods aandacht gaat naar het grote en naar het kleine uit. Hij heeft bemoeienis met volken en met de enkeling.

De nood van de man is dat hij iets, wat niet van hem is, kwijt is. Hij heeft de bijl geleend omdat hij er zelf geen heeft. Uit zijn paniek vanwege het verlies kunnen we misschien opmaken dat hij geen geld had om er een te kopen. Ook de uitkomst die Elisa biedt, wijst daar wel op. De profeet doet geen wonderen zonder aanleiding. Als er echte nood is, mogen we rekenen op Gods genadige en wonderlijke hulp.

In geestelijk opzicht is er ook wel wat te leren. We zien hier de Jordaan als de rivier die het gereedschap van een leerling-profeet als het ware opslokt, maar het ook weer moet teruggeven. Als we er nog eens aan denken waarvan de Jordaan een beeld is – de dood en de opstanding van de Heer Jezus –, leren we dat al onze kracht is tenietgedaan in de dood van de Heer Jezus. We leren ook dat we zijn opgestaan in een nieuw leven en dat we in de kracht van de Heilige Geest mogen werken aan Gods huis met de middelen die Hij voor ons heeft.

De middelen die we krijgen om de Heer te dienen, zijn geleende middelen. Het zijn de gaven die ons ter beschikking zijn gesteld. Die gaven zijn geen garantie dat het werk goed gebeurt. We moeten leren dat wat we zijn en hebben, alleen goed gebruikt kan worden als we het ontvangen uit de handen van de man Gods (de Heer Jezus) die het haalt uit de Jordaan (de dood en de opstanding van de Heer Jezus).

Mozes is ook een man Gods die eens een hout in het water heeft geworpen. In dat geval is dat om ondrinkbaar water drinkbaar te maken, zodat het volk het kan drinken (Ex 15:25a). Elisa doet hetzelfde voor een enkeling. In het hout kunnen we een beeld zien van het kruis van de Heer Jezus. Paulus brengt ‘het hout’, het kruis van Christus, in de gemeente in Korinthe (1Ko 2:1-5). Omdat de Korinthiërs hun gaven verkeerd gebruiken, tot hun eigen glorie, herinnert Paulus hen aan de dwaasheid van het kruis. In het licht van het kruis verdwijnt de eigendunk en krijgt de Geest de ruimte om te werken wat tot Gods eer is.

De man moet zijn gereedschap zelf weer opnemen. Nu wordt het huis gebouwd met gereedschap dat uit de Jordaan is gekomen. De kracht van de stroom is overwonnen door een stuk hout, waardoor dat wat hopeloos verloren was, eruit gered is en nuttig gebruikt kan worden.

Copyright information for DutKingComments