2 Kings 8:1

De Sunamitische krijgt haar akker terug

We hebben in deze geschiedenis een frappant beeld van de lotgevallen van het volk Israël in de toekomst. We kunnen namelijk in Gehazi, de melaatse knecht van Elisa, een beeld van Israël in ongeloof zien. De vrouw is een beeld van het gelovig overblijfsel dat een volle periode, “zeven jaar”, onder de volken is geweest.

Elisa krijgt een woord van de HEERE over de hongersnood. Elisa brengt die hongersnood niet, zoals dat wel gebeurde door Elia (1Kn 17:1). Elia is dan ook de man van oordeel, terwijl Elisa de hongersnood aankondigt en genade aan de vrouw bewijst door haar ervoor te waarschuwen. Elisa gebruikt niet alleen zijn macht, dat is Gods macht, maar ook de kennis die hij van toekomstige gebeurtenissen van God ontvangen heeft in genade ten gunste van anderen.

Elisa heeft als profeet van de genade voor de vrouw een uitwijkplaats. Zij is gelukkig te midden van haar volk, maar moet die plaats nu verlaten. Dat zal niet gemakkelijk zijn geweest. Zo zwerft Israël al tweeduizend jaar onder de volken. De hongersnood is niet meer die van een bepaalde plaats, Samaria (2 Koningen 6-7), maar van het hele volk.

De vrouw verlaat het land op het woord van Elisa. Ze doet gehoorzaam wat haar is gezegd. Door weg te gaan uit het land buigt ze zich onder het oordeel. Elimelech heeft het land ook vanwege een hongersnood verlaten (Ru 1:1), maar hij heeft dat gedaan zonder opdracht van de HEERE. Hij heeft zich aan de tucht van God willen onttrekken. De ene keer moet Gods volk weerstand bieden aan de vijand, de andere keer moeten zij overlopen naar de vijand (vgl. Jr 27:11-17). Elke keer is alleen het woord van de HEERE beslissend. Het gaat om gehoorzamen.

De vrouw gaat terug als de hongersnood voorbij is. Er wordt niet gezegd dat ze daar bericht van krijgt. Ze zal de tijd hebben bijgehouden. Na zeven jaren kan ze terugkeren. Dat doet ze dan ook. Als ze terug is in het land, gaat ze naar de koning. Het lijkt erop dat haar bezit na haar vertrek aan de koning is vervallen. Hij kan het dan ook teruggeven. Ze moet er wel om vragen, want ze is zelf weggegaan. Wat voor recht kan ze laten gelden?

Op het moment dat zij bij de koning komt, is deze in gesprek met Gehazi. Hij vraagt aan Gehazi om hem te vertellen over de wonderen die Elisa heeft verricht. Misschien is hij net als Ahasveros die zich, uit verveling, laat voorlezen (Es 6:1), of als Felix die, op zoek naar financieel voordeel, Paulus regelmatig wil horen (Hd 24:26). God gebruikt beide dingen voor Zijn plan met de Zijnen. Daartoe maakt Hij gebruik van alledaagse dingen die Hij bestuurt op een wijze zoals alleen Hij dat kan. Hoe Gehazi aan het hof gekomen is, is niet bekend. Feit is, dat hij daar is.

Gehazi lijkt iemand te zijn die veel weet van de godsdienst van Elisa en de dingen die hij heeft gedaan. Hij vertelt erover, echter als iemand die er alleen uiterlijk van weet, terwijl hij er innerlijk geen deel aan heeft. Hij staat buiten de dingen waarover hij veel kan vertellen. Zo zijn de woorden van God aan de Joden gegeven en zij hebben ze aan ons overgeleverd (Rm 3:1-2) zonder dat het hen tot bekering heeft gebracht.

Er zijn veel mensen die het evangelie kunnen uitleggen, zonder er zelf deel aan te hebben. Het moet wel duidelijk zijn voor ieder die ermee bezig is of ervan hoort dat men er deel aan heeft. Het heeft bijvoorbeeld geen zin zich bezig te houden met de vraag of mensen gered kunnen worden die nooit van de Heer Jezus hebben gehoord, zonder zich eerst bezig te houden met deze vraag voor de eigen ziel.

Het lijkt toevallig dat juist op dit moment de vrouw voor de koning verschijnt. Natuurlijk bestuurt God alles, maar van ons uit gezien lijkt het toevallig (vgl. Ru 2:3). De vrouw krijgt alles terug. Ze is onderhouden in den vreemde, maar ze krijgt ook vergoed wat ze al die tijd aan oogst in het land heeft gemist.

De vrouw ontvangt alles terug, uit genade, maar ook omdat Gehazi juist vertelde over haar dode zoon die levend was geworden. Zo hebben wij alles ontvangen op grond van de opstanding van de Zoon Die dood is geweest, maar weer levend is geworden. Zo zal het gaan met Israël als het hersteld wordt in het land, als het volk ziet dat haar kinderen talrijker zijn dan ze ooit heeft gedacht (Js 54:1-3). Dat is op grond van de dood en de opstanding van de Messias, de Zoon van God, zoals dat in het hoofdstuk daarvóór, Jesaja 53, wordt beschreven.

Copyright information for DutKingComments