2 Samuel 13:1-14

Inleiding

De twee zonden die David heeft gedaan, hoererij en moord, vinden we allebei in dit hoofdstuk in zijn huis terug. Hij heeft voor zijn eigen vlees gezaaid en “zal uit het vlees verderf oogsten” (Gl 6:8a; vgl. Jr 4:18). Het is een hoofdstuk vol verdriet voor David. Een ogenblik van gedachteloos zondigen kan jaren van het huilen van bittere tranen tot gevolg hebben. Tegelijk mogen we weten dat God van die bittere tranen een regenboog kan maken.

In dit hoofdstuk begint het aangekondigde zwaard (2Sm 12:9-10) in zijn huis zijn oordelend werk te doen. Een man, een zoon van zijn huis, zijn oudste zoon, verkracht zijn dochter. Een andere zoon, een van zijn lievelingen, vermoordt de verkrachter. Later zal deze zoon tegen hem opstaan en gedood worden. Amnon is zijn oudste zoon, de kroonprins. De derde zoon is Absalom. Hij verliest zijn eerstgeboren zoon en ook de daaropvolgende zoon – als we Chileab buiten beschouwing laten, die waarschijnlijk jong gestorven is (2Sm 3:2-3).

Met het begaan van zijn zonden is er in Davids gezin iets binnengekomen dat het toch al broze verband nog verder afbreekt. Hij heeft in het geval van de duistere plannen van Amnon met Tamar geen onderscheidingsvermogen. Hij is ook niet in staat om ertegen op te treden omdat zijn geestelijke kracht en zijn geestelijk inzicht door zijn leven in de zonde sterk zijn afgenomen. Misschien heeft hij ook het gevoel dat hij ongeloofwaardig is geworden om iets te zeggen van de zonden van zijn kinderen.

De zonde die we zelf hebben gedaan, maakt het moeilijk die bij een ander sterk te veroordelen. Dat zien we ook hier. David treedt niet op tegen Amnon en ook niet tegen Absalom. De gevolgen van de zonden zijn geen automatisme. Ze komen niet zomaar over zijn huis. Elke zonde in zijn huis vindt plaats onder zijn verantwoordelijkheid. Als hij sterk was geweest, had hij die gevolgen kunnen voorkomen. Het oordeel komt van God, toch is David zelf verantwoordelijk.

We zien dat David niet meer dezelfde man is als vóór zijn zonden. Hij is blind voor bepaalde dingen. Hij begrijpt niets van de bedoelingen van Amnon en ook niet van die van Absalom. Als de zonde verwoestend bezig is geweest in het leven van een gelovige, is een gevolg dat men niet meer dezelfde mens is als ervoor.

We leren hier dat kinderen de zwakheid van hun ouders zijn. Er is geen terrein waarin we zo zwak zijn, dan wanneer het over onze kinderen gaat. Veel ouders zijn op verkeerde wegen gekomen omdat ze de zonden van hun kinderen zo weinig hebben herkend en erkend. Soms is het zelfs zo, dat ze die zonden wel hebben gezien, maar er niet tegen zijn opgetreden of ze zelfs hebben verdedigd. Velen kunnen scherp oordelen als het om anderen gaat, maar zodra het om hun eigen kinderen gaat, zien ze niet meer zo scherp en verdedigen ze soms zelfs de zonde.

Amnon begeert Tamar

De inleidende woorden “daarna gebeurde [het volgende]” laten zien dat wat volgt, aansluit op het voorgaande. In dit geval is wat “daarna” gebeurt niet alleen een vervolg op het voorgaande, maar ook een gevolg daarvan. Ook in de gebeurtenissen die worden beschreven, zien we dat de ene zaak het gevolg is van de andere.

Eerst worden ons in 2Sm 13:1 de ‘hoofdrolspelers’ voorgesteld. Het zijn twee zonen van David, een dochter van David en David zelf. Het betreft een familiedrama.

Het drama begint met een jongeman die smoorverliefd wordt op zijn knappe halfzus. Er is bij deze zoon van David niets te zien van enige Godvrezendheid. Als die er geweest zou zijn, zou hij zijn kwade lusten direct bij zichzelf hebben geoordeeld. Hij volgt zijn vader echter niet in het goede voorbeeld, maar in het kwade voorbeeld dat zijn vader helaas ook heeft gegeven. David heeft zijn lusten niet kunnen beteugelen. Zijn zoon gaat in zijn seksuele zondigheid nog verder. De verliefdheid van de jongeman is zo groot, dat hij er ziek van wordt. Deze verliefdheid is een puur egoïstische, op eigen bevrediging gerichte zaak.

Het is in de wet ten strengste verboden gemeenschap te hebben met een zus of halfzus (Lv 18:9; Lv 20:17). Dit voorschrift van de wet en ook het vervolg van de geschiedenis maken duidelijk dat hier geen sprake is van liefde, maar slechts van bij zichzelf opgewekte seksuele lusten. Seksuele verlangens zijn van God, maar ze mogen alleen beleefd worden in de band van het huwelijk en de liefde. Tamar treft natuurlijk geen schuld.

Dat “het in de ogen van Amnon moeilijk was haar iets aan te doen”, wil niet zeggen dat hij enig gevoel van respect voor haar heeft. Uit het vervolg blijkt dat zij voor hem niets meer is dan een lustobject. De moeilijkheid haar iets aan te doen betekent waarschijnlijk dat het voor hem onmogelijk is om bij haar te komen, want ze woont, omdat zij maagd is, in het vrouwenverblijf.

Amnon krijgt raad van een vriend

Amnon heeft een vriend. Een goede vriend is veel waard en zeker als die vriend ook nog eens “een heel wijze man” is. De vriend van Amnon is echter een sluwe vriend en zijn wijsheid “is niet de wijsheid die van boven neerkomt, maar zij is … demonisch” (Jk 3:15). Ook hij is een familielid van David en speelt een doortrapte rol in dit familiedrama. Dat blijkt uit de manier waarop hij Amnon aanspreekt en uit de raad die hij hem geeft.

Jonadab spreekt Amnon aan op zijn eergevoel en de macht die hij toch heeft: ‘Amnon, waarom ben je er elke morgen zo ellendig aan toe, terwijl je immers de zoon van de koning bent? Je kunt je toch alle plezier verschaffen die je maar wilt? Je hoeft maar met je vinger te knippen en er zal aan je wensen worden voldaan.’ Het is de manier waarop Izebel haar man Achab aanspreekt als hij ook iets wil hebben waarin hij wordt dwarsgezeten (1Kn 21:7).

Op uitnodiging van zijn vriend om hem te vertellen wat eraan schort, vertelt Amnon dat hij Tamar liefheeft. Hij is totaal blind voor het volledig misplaatste gebruik van het woord ‘liefhebben’. Voor Jonadab is ‘liefhebben’ ook een uitgehold begrip. Hij weet dat het Amnon slechts om het lichaam van Tamar gaat. Hij geeft hem de raad te doen alsof hij ziek is en dan zijn vader te vragen of Tamar bij hem mag komen om wat eten voor hem klaar te maken. Hij laat erbij zeggen dat zij dit eten moet klaarmaken “voor mijn ogen” en dat hij het “uit haar hand eten” zal. Door dit sluwe voorstel zal Amnon haar goed kunnen bekijken en zal ze dicht bij hem moeten komen.

Amnon vraagt David om Tamar

Amnon volgt de raad van zijn vriend op. David heeft niets van de werkelijke bedoelingen van Amnon door. Hoewel hij heeft ervaren wat er in het hart van een mens is, is hij blind voor wat zijn zoon wil. Een belangrijke les is wel dat we de Heer vragen of Hij wil geven dat we oog hebben voor wat er in onze kinderen omgaat en dat Hij ons laat aanvoelen wat de werkelijke motieven zijn als zij iets van ons vragen. We moeten leren er eerst mee naar Hem te gaan, voordat we toestemmen. Aan de ene kant is het nodig dat we bewaard blijven voor een achterdochtige houding. Aan de andere kant is het ook nodig dat we bewaard blijven voor een onnozel soort vertrouwen, alsof onze kinderen tot bepaalde zonden niet in staat zouden zijn.

Wat Amnon in 2Sm 13:9 zegt, heeft Jozef ook eens gezegd (Gn 45:1). Jozef zei het op het hoogtepunt van zijn geschiedenis. Amnon zegt het op het dieptepunt van zijn geschiedenis.

Amnon verkracht Tamar

Als Tamar het eten bij hem brengt, breekt de wellust los. Zijn wellust heeft zo de overhand, dat hij in plaats van het eten haar grijpt. Hij probeert haar eerst nog zover te krijgen dat ze uit eigen beweging bij hem in bed komt liggen. Tamar wil hem nog op andere gedachten brengen. Eerst wijst ze hem op het ongehoorde van een dergelijke daad in Israël. Dan zegt ze tegen hem wat een schande hij over haar zou brengen. Vervolgens houdt ze hem voor wat de gevolgen van zijn daad voor hemzelf zullen zijn. Ten slotte biedt ze een andere oplossing om met elkaar verbonden te worden en dat is dat hij de koning ernaar zal vragen of hij haar mag hebben. Het is allemaal tevergeefs. “Hij wilde echter niet naar haar stem luisteren, maar omdat hij sterker was dan zij, verkrachtte hij haar en sliep met haar” (2Sm 13:14).

Copyright information for DutKingComments