2 Samuel 16:7-8

Simeï vervloekt David

Na de ontmoeting met Ziba heeft David een andere ontmoeting. In die ontmoeting zien we David weer op een geestelijk hoogtepunt. Simeï komt op David af. De man is vol haat tegenover David. Hij is uit het geslacht van Saul en ziet David als de oorzaak van de ellende. Uit de mond en uit de handen van Simeï komen de bewijzen van zijn verachting voor David. Hij laat zijn afkeer duidelijk horen door de vervloekingen die hij over David uitspreekt. Zijn hatelijke woorden zet hij kracht bij door met stenen naar hem te gooien.

Simeï rechtvaardigt zijn gedrag door ernaar te verwijzen dat David onder het oordeel van de HEERE ligt. Volgens Simeï is David in deze ellende omdat de HEERE Zich wreekt over wat David Saul heeft aangedaan. Daarom ook is het koninkrijk door de HEERE aan Absalom gegeven. Hoezeer deze beschuldigingen ongegrond zijn, weten we uit de geschiedenissen in 1 Samuel. We lezen enkele keren dat David Saul heeft gespaard (1Sm 24:4-8; 1Sm 26:4-12). Ook weten we van zijn diepe verdriet over de dood van Saul en Jonathan (2Sm 1:1-12).

De beschuldigingen van Simeï zijn enigszins te vergelijken met de beschuldigingen van de drie vrienden van Job aan het adres van Job, van wie zij zeggen dat hij in de ellende is door zijn eigen schuld. [Er is wel dit verschil dat Simeï gedreven wordt door haat en afkeer, terwijl de drie vrienden spreken vanuit een verkeerde kijk op Jobs lijden.] Wie op de een of andere manier onder de tucht van God is, moet er rekening mee houden dat mensen het lijden nog groter maken door op te merken dat ze het er zelf naar hebben gemaakt.

Simeï stoort zich ook niet aan de helden die David omgeven. Wie door een geest van verachting voor Gods gezalfde koning is bevangen, laat zich door niets onder de indruk brengen. Hij is zelfs zo vermetel om David te beschuldigen van de dood van Saul en de Naam van de HEERE te noemen als Degene Die het koningschap aan Absalom heeft gegeven. Dit is een dwaze en lasterende uitspraak.

Copyright information for DutKingComments