2 Samuel 22:26-27

Vierde deel

Dit gedeelte gaat over de volkomenheid van de Heer Jezus. David was niet volmaakt. Hier spreekt niet David, maar hier spreekt de profeet over Hem Die waarlijk en alleen volmaakt is. Wat David in volkomenheid is, dankt hij aan de HEERE; wat de Heer Jezus in volmaaktheid is, is Hij persoonlijk. Op grond daarvan is Hij Koning.

Het slot van 2Sm 22:20 is de inleiding op de 2Sm 22:21-25 waar David zegt waarom God een welgevallen aan hem had en voor hem opkwam. Zoals gezegd, is deze beschrijving in zijn volheid alleen waar voor de Heer Jezus. Toch geldt dit ook voor de gelovige, van wie de zonden verzoend zijn. David pleit hier niet op grond van een leven zonder falen. Hij kent zijn zonden maar al te goed. Hij weet echter, om het nieuwtestamentisch te zeggen, dat hij aangenaam gemaakt is in de Geliefde (Ef 1:6). Als God dan ook ten gunste van hem handelt, doet Hij dat in overeenstemming met Zijn volmaakte gerechtigheid. Die gerechtigheid komt in de 2Sm 22:26-27 naar voren.

Copyright information for DutKingComments