2 Samuel 8:1

Inleiding

Het is goed om David in dit hoofdstuk op de troon te zien zitten. Toch haalt het niet bij het tafereel van het vorige hoofdstuk, waar we David hebben zien zitten voor de HEERE. Wij zijn er als gelovigen toe bestemd om te zitten op tronen. Toch is het groter om van die tronen af te komen om ons neer te werpen aan de voeten van de Verlosser en daar ook onze kronen neer te werpen. Zoals het zitten bij David in de tegenwoordigheid van de HEERE het hoogtepunt van zijn leven is, zo is ons hoogtepunt dat wij ons voor Hem neerwerpen. Aanbidden is groter dan regeren.

In dit hoofdstuk zien we David als de man van geloof. Hij breekt de macht van de vijand en maakt zijn goederen buit. Ook treft hij voorbereidingen voor de regering van vrede en voorspoed van zijn zoon Salomo.

We zien hem ook als het beeld van de Heer Jezus, de Koning van Sion, Die de overwinning behaalt over de vijanden van Israël en Die Zijn volk in het bezit stelt van het beloofde land tot aan de Eufraat toe (Gn 15:18). David regeert over heel Israël en oefent recht en gerechtigheid uit over het hele volk. Zij die zijn omzwervingen hebben gedeeld, delen nu ook in de heerlijkheid van zijn koninkrijk. In alles zien we een beeld van de regering van Christus.

David overwint achtereenvolgens de Filistijnen, de Moabieten, de koning van Zoba, de Syriërs en de Edomieten. Hij rekent ook af met de Ammonieten en de Amalekieten. Al deze vijanden stellen de zonde voor in diverse verschijningsvormen ervan. Al die verschijningsvormen zijn even zoveel vijanden die invloed willen hebben in ons leven. De Heer wil ons de kracht geven die vijanden te overwinnen. De wapenrusting van God, die in Efeziërs 6 wordt beschreven, wordt ons aangereikt (Ef 6:10-18). Als we die aan hebben, zonder een onderdeel te vergeten, kunnen we staande blijven en overwinnaars zijn.

David verslaat de Filistijnen

“Daarna” betekent dat er een verband is met het voorgaande. Na het huis van David in het vorige hoofdstuk komt in dit hoofdstuk zijn rijk. Als het huis gevestigd is, is er ook kracht om te strijden. David is in het heiligdom geweest en komt nu naar buiten om overwinningen te boeken. Wij kunnen door de Geest vijanden overwinnen. De Heer Jezus heeft de wereld overwonnen en wij kunnen dat in de kracht van Zijn Geest.

De eerste vijanden die David verslaat, zijn de Filistijnen. Simson was lang geleden de man van wie gezegd was dat hij een begin zou maken met het verslaan van de Filistijnen (Ri 13:5), maar Simson is zelf door hen verslagen. Hetzelfde geldt voor Saul. David is al eerder begonnen met het verslaan van de Filistijnen (2Sm 5:17-25) en hij maakt nu zijn werk af. Daarmee komt een einde aan een lange periode waarin het volk van God overgeleverd was aan de macht van de Filistijnen.

Het ontnemen van Meteg-Amma – waarmee waarschijnlijk Gath wordt bedoeld – aan de macht van de Filistijnen lijkt een daad te zijn die symbolisch is voor het breken van de macht van de Filistijnen. Dat kan ook worden afgeleid uit de betekenis van de naam van de stad. ‘Meteg’ betekent ‘teugel’ of ‘dwang’ en ‘Amma’ betekent ‘moeder’. De stad was een soort moeder van het Filistijnse volk die het hele Filistijnse volk en ook Israël onder haar invloed had. Deze teugel neemt David de Filistijnen uit handen en gebruikt hem om hen in bedwang te houden. Hij oefent nu zijn invloed op de Filistijnen uit en onderwerpt hen.

Copyright information for DutKingComments