2 Timothy 4:9

Persoonlijke omstandigheden

2Tm 4:7. Paulus kijkt terug op zijn dienst. Er is niets waar hij spijt van heeft. Wat hij in het verleden heeft gedaan, heeft nog steeds zijn volle waarde. Hij spreekt niet als een moegestreden strijder die blij is dat hij het einde heeft gehaald. Het is de juichkreet van een overwinnaar. Als hij zegt dat hij “de goede strijd” heeft gestreden, legt hij niet de nadruk op de moeite en inspanning en het afzien die dat met zich heeft meegebracht. Voor hem ligt de nadruk op het voorrecht aan zo’n verheven strijd te hebben mogen deelnemen. De strijd is hier de strijd van een worstelaar.

Ook “de loop” is een sportterm. Hierbij gaat het om een wedloop. De race is gelopen. Hij heeft vol overtuiging de finish gehaald. In Handelingen 20 spreekt hij ook over een ‘loop’ (Hd 20:24; vgl. Fp 3:13-14). Daar kijkt hij vooruit, terwijl hij hier achteruit kijkt en ziet dat hij het doel dat hij zich had gesteld, ook heeft bereikt. Bij de finish constateert hij dat hij onderweg “het geloof”, dat is de hele geloofswaarheid, heeft verdedigd en bewaakt tegenover de talloze aanvallen erop. Hij heeft niets verloren van alles wat de Heer hem heeft toevertrouwd.

2Tm 4:8. Wat hem nu nog overblijft, is het in ontvangst nemen van een kroon. Hij lijkt hier op de kampvechter die gewonnen heeft en naar het erepodium kijkt waar hij de prijs in ontvangst mag gaan nemen. Hij zal die krijgen uit handen van de Heer, Die volmaakt rechtvaardige Rechter, Die al zijn motieven en inspanningen volmaakt kent en op hun juiste waarde weet te schatten en te belonen.

De beloning bestaat uit een openbare erkenning van de Heer Jezus dat Paulus als een rechtvaardige heeft geleefd te midden van zoveel onrechtvaardigheid. In zijn leven heeft hij in navolging van zijn Meester geleden als een onrechtvaardige.

“Die dag” is de dag waarop de Heer Jezus op de rechterstoel zal plaatsnemen en alles openbaar zal maken (1Ko 4:4; 2Ko 5:10). Dit geweldige perspectief heeft Paulus niet alleen op de been gehouden, hij heeft daar ook met verlangen naar uitgezien.

Hij zegt erbij dat dit niet alleen voor zichzelf geldt, maar dat het ook voor jou geldt, als je tenminste ook de verschijning van de Heer Jezus liefhebt en daar met verlangen naar uitziet. Vind je het ook niet mooi dat Paulus, ondanks zijn erbarmelijke omstandigheden en het uitzicht op de marteldood, ook aan anderen denkt?

Als Christus verschijnt, wordt Hij openbaar voor de wereld (vgl. 2Tm 4:1). Het is natuurlijk geweldig te weten dat Hij eerst komt om de gemeente op te halen. Maar de wereld zakt steeds verder weg in goddeloosheid. Als Hij verschijnt, zal Hij daar een einde aan maken door alle goddeloosheid te oordelen. Daarna zal Hij Zijn plan met de aarde, die het terrein van Zijn regering is, uitvoeren. Wat een vreugde zal het voor Hem zijn om op aarde, waar Hij werd verworpen en vermoord en waar Hij nog steeds wordt verworpen, te regeren. Hij neemt dan de aarde in bezit voor God, opdat God er geëerd zal worden. Zou je daar niet met verlangen naar uitzien?

2Tm 4:9. Het verlangen naar de verschijning van de Heer Jezus maakt Paulus niet ongevoelig voor hulp van mensen. Hij verlangt naar de komst van Timotheüs en vraagt hem of hij zo snel mogelijk bij hem wil komen en of hij er alles aan wil doen om te komen. Hij heeft behoefte aan iemand met wie hij de gevoelens van zijn hart kan delen en van wie hij weet dat deze hem zal begrijpen.

2Tm 4:10. Demas is de eerste van zeventien namen die Paulus in zijn slotwoorden noemt. Hoewel zijn dagen geteld zijn, denkt hij aan anderen. Met pijn in zijn hart noemt hij Demas. In twee eerdere brieven, die hij schreef tijdens zijn eerste gevangenschap, noemt hij Demas ook (Ko 4:14; Fm 1:24). Daar blijkt Demas iemand te zijn die bij Paulus is en hem helpt. Toch was zijn hart blijkbaar niet onverdeeld op de Heer gericht.

Er staat niet dat Demas niet langer een christen is en dat hij de Heer openlijk heeft verworpen. Maar het was niet in zijn hart om met de apostel het kruis te dragen. Hij heeft de wereld lief gekregen en Paulus vaarwel gezegd. Als jij niet bereid bent de prijs van ontbering en lijden te betalen, zul je het werk van de Heer nalaten ten gunste van de tegenwoordige eeuw.

Het wil niet direct zeggen dat Demas zich in liederlijkheid heeft begeven, maar dat hij zijn toekomst in de wereld zag. Misschien heeft hij wel een eerbaar beroep gekozen, dat hem echter helemaal in beslag heeft genomen. Hij is naar Thessalonika gereisd. Daar was een gezonde gemeente. Alleen ging daar zijn belangstelling niet naar uit. Hij zocht daar de wereld en niet de broeders en zusters. Zijn liefde voor de wereld staat in scherp contrast met de liefde voor de verschijning van de Heer Jezus in 2Tm 4:8.

Wat van Demas wordt gezegd, houdt de waarschuwing in je niet te laten leiden door liefde tot het tegenwoordige, maar door liefde tot het toekomstige. Als het je uitstekend bevalt in de tegenwoordige tijd, zul je niet uitzien naar de toekomende tijd van Christus’ regering.

Vooral voor jonge gelovigen gaat van de wereld een sterke aantrekkingskracht uit. Johannes waarschuwt met name hen om de wereld niet lief te hebben, noch wat in de wereld is (1Jh 2:15). De wereld is niet alleen allerlei vormen van losbandigheid, van lusten en begeerten. Het is de wereld zoals die geworden is door de zondeval, waar mensen de dienst uitmaken die leven zonder met God rekening te houden. Dat betreft ook de hardwerkende mensen die carrière maken of ontdekkingen doen die de kwaliteit van het leven verbeteren. Zij krijgen veel aanzien. Als God er echter geen plaats in heeft, is het de wereld.

Paulus noemt nog twee anderen: Crescens en Titus. Ook zij hebben hem verlaten. Van hen staat niet dat zij hem in de steek hebben gelaten. Hoogstwaarschijnlijk zijn zij naar een andere streek gegaan om daar de Heer te dienen. Van Crescens weten we niet meer dan hier staat. Van Titus weten we meer omdat Paulus een brief aan hem heeft geschreven die direct na deze tweede brief aan Timotheüs in de Bijbel staat.

2Tm 4:11. Hoewel deze twee hem niet als Demas in de steek hebben gelaten, voelt Paulus zich wel alleen. Niet alleen heeft het merendeel van de christenen hem aan zijn lot overgelaten (2Tm 1:15), maar ook zijn metgezellen in het werk zijn weggegaan. Toch is er nog iemand bij hem en dat is Lukas. Lukas heeft door zijn aanwezigheid het vertrek van anderen, om welke reden ook, voor hem verlicht.

Paulus stelt er ook prijs op dat Timotheüs Markus meeneemt. Waarschijnlijk kan Timotheüs Markus ergens onderweg oppikken. Wat Paulus van Markus zegt, geeft aan dat hij bij Markus een herstel in zijn relatie met de Heer heeft gezien. Markus heeft Paulus namelijk ook een keer verlaten, nadat hij eerst met Paulus is meegegaan (Hd 12:25; Hd 13:13). De prijs van het volgen van de Heer samen met Paulus is hem te hoog geworden. Door zijn houding is hij zelfs de oorzaak van verwijdering geworden tussen Paulus en Barnabas (Hd 15:36-39).

Maar er is een moment gekomen dat Markus zich zijn verkeerde keus realiseerde. Hij heeft weer voor de Heer gekozen. Daardoor is de verstoorde verhouding hersteld en is hij weer bruikbaar voor de dienst geworden. De manier waarop Paulus over hem schrijft, doet vermoeden dat Markus met nog meer ijver en toewijding bruikbaar wil zijn. Is het niet een bewonderenswaardig bewijs van de genade van de Heer dat deze falende dienaar de dienst van de volmaakte Dienaar mag beschrijven in het evangelie naar Markus? De Heer geeft een falende dienaar altijd de kans op een nieuw begin.

2Tm 4:12. De drie broeders van 2Tm 4:10 zijn bij de apostel weggegaan op grond van een eigen besluit. Bij Tychicus is dat anders. Hij is door de apostel naar Efeze gestuurd. Deze Tychicus is een fijne broeder die door Paulus een “geliefde broeder en trouwe dienaar” wordt genoemd (Ko 4:7). Hij heeft enkele brieven bezorgd die Paulus in zijn eerste gevangenschap heeft geschreven: de brief aan de Efeziërs en de brief aan de Kolossenzen (Ef 6:21; Ko 4:7-8).

2Tm 4:13. Zijn vraag om zijn mantel en boeken mee te brengen laat eens te meer zien dat Paulus een gewoon mens is. Hij heeft zorg zowel voor zijn lichaam als voor zijn geest. Het is een echt menselijke brief van iemand die net zo mens is als wij met zijn behoeften en verlangens. In de plaats waar hij in gevangenschap is, kan het koud zijn en kan hij zijn mantel goed gebruiken. Met de winter voor de deur (2Tm 4:21a), is zijn verlangen naar zijn jas extra groot.

Ook stelt Paulus prijs op boeken en perkamenten. Dat hoeven niet noodzakelijk de geïnspireerde Schriften te zijn. Hij zal hebben gevraagd om boekrollen en perkamenten (vervaardigd van dierenhuiden) met gegevens die voor hem waardevol zijn. Daarmee wil hij zijn geest verkwikken. Het zullen geen romannetjes zijn geweest, zoals die vandaag vaak vanuit een vage herinnering aan de Bijbel gevuld zijn met onbijbelse fantasieën van de schrijver.

2Tm 4:14. Paulus is ook niet onverschillig voor het kwaad dat anderen hem aandoen. Zo is daar Alexander de kopersmid. Lichamelijke kou kun je met een mantel bestrijden, maar van deze man komt geestelijke kou die niet te bestrijden is. Waaruit het kwaad bestaat dat deze man Paulus heeft berokkend, staat er niet bij. In elk geval is het “veel kwaad”. Toch roept Paulus niet om wraak, maar laat hij het oordeel aan de Heer over.

2Tm 4:15. Terwijl Paulus wat zichzelf betreft de zaak in de handen van de Heer geeft, waarschuwt hij Timotheüs voor deze man. Timotheüs moet nog verder, hij staat nog midden in de strijd. We moeten elkaar soms waarschuwen voor mensen die “onze woorden” over het Woord tegenstaan. Hij is een gevaarlijk mens, een mens die zijn eigen woorden belangrijker vindt dan die van de Schrift. Het is tegelijk een beproeving voor onszelf, hoe we staan en hoe we reageren. Zulke mensen leren ons lessen in geduld.

Lees nog eens 2 Timotheüs 4:7-15.

Verwerking: Heb jij de verschijning van de Heer lief?

Copyright information for DutKingComments