Acts 11:1

Petrus beschuldigd

In het eerste deel van dit hoofdstuk verhaalt Petrus nog een keer uitvoerig wat er allemaal is gebeurd ten huize van Cornelius en wat daaraan is voorafgegaan. We hebben eerst in Handelingen 10 het verslag van Lukas over alles wat Cornelius en Petrus meemaken. Later in dat hoofdstuk worden, tijdens de ontmoeting tussen Petrus en Cornelius, enkele dingen uit dat verslag nog eens verhaald in wat Petrus aan Cornelius vertelt.

We hebben tweemaal een uitvoerig verslag, waarbij we enkele details zelfs drie keer te horen krijgen. Dat is niet voor niets. Het is duidelijk dat de Heilige Geest bijzondere nadruk legt op deze geschiedenis, net zoals op de geschiedenis van de bekering van Saulus, die we ook drie keer in dit boek aantreffen. Het zijn gebeurtenissen die een sleutelrol spelen in dit boek. Ze hebben te maken met Gods grote werk onder de volken. Zoals eerder is opgemerkt, gebruikt Petrus hier voor de derde keer de sleutels die de Heer Jezus hem voor het koninkrijk der hemelen heeft gegeven.

We zien bij Cornelius dat de heidenen als groep tot de gemeente van God worden toegelaten. Door deze toelating te leggen in de handen van de leider van de gelovigen uit de besnijdenis zorgt God ervoor dat de eenheid tussen de gelovigen uit de besnijdenis en de gelovigen uit de heidenen wordt bewaard en onderstreept. Om dat te bewerken doet Petrus dit verslag voor de apostelen en de gemeente in Jeruzalem. Zij hebben er namelijk van gehoord dat ook de volken het Woord van God hebben aangenomen.

Dat veroorzaakt aanvankelijk een grote schok bij deze gelovigen, net zoals ook Petrus er eerst niet van heeft willen weten. In hun denken is nog steeds geen plaats voor een aparte plaats van de christenen, los van het Jodendom. Voor hen is het christendom een nieuwe Joodse stroming. Alles in het christendom staat voor hen nog in verbinding met het Jodendom. Wat echter in Caesaréa is gebeurd, is buiten het Jodendom om gebeurd. Maar het is voor hen vooralsnog onmogelijk dat als een zaak van God te accepteren.

Om deze nieuwe ontwikkeling toe te lichten gaat Petrus naar Jeruzalem. Daar komt hij in aanvaring met hen “uit [de] besnijdenis”, dat zijn christenen uit het Jodendom, maar die nog steeds in hun Joodse denkwijze gevangenzitten. Zo geloven zij bijvoorbeeld dat een heiden moet worden besneden om de volle zegen te kunnen ontvangen. We zullen dat in Handelingen 15 uitvoerig voor onze aandacht krijgen.

In plaats van zich te verheugen hebben ze kritiek op wat Petrus heeft gedaan. Ze hebben gehoord wat hij heeft gedaan en daaraan hun conclusies verbonden. Petrus wordt beoordeeld en veroordeeld vanwege zijn binnengaan bij heidenen en ze gaan ervan uit dat hij ook met hen heeft gegeten.

Het is een waarschuwing voor ons ervoor op te passen dat we iemand niet slechts beoordelen naar het uiterlijk of naar wat we over iemand horen zeggen. Laten we eerst om een verklaring vragen. De Heer kan iemand sturen en laten handelen zoals Hij dat goedvindt. Toch is hun reactie ook wel begrijpelijk, want we herinneren ons hoe moeilijk het ook voor Petrus was om die drempel over te stappen. Hij is net als zij geweest.

Hun opmerking over het eten bij Cornelius gaat verder dan de waarneming dat hij bij Cornelius naar binnen is gegaan. Zo gaat het met geruchten. Ze hebben gehoord van binnengaan en voegen er zelf aan toe dat hij er ook gegeten heeft. Ze gaan uit van wat zij als vaststaand beoordelen. Voor hen kan het niet anders dan dat hij ook met deze heiden heeft gegeten. En dat betekent weer dat hij dan dingen heeft gegeten die voor een Jood verboden zijn, of dat hij dingen heeft gegeten die op een verkeerde manier zijn klaargemaakt.

Zo zou het bijvoorbeeld kunnen zijn dat hij vlees heeft gegeten dat in melk is gekookt, wat een gewoonte is bij de heidenen. In de wet is het koken van vlees in melk in bepaalde gevallen verboden, zoals het koken van een bokje in de melk van zijn moeder (Dt 14:21b). Om te voorkomen dat dit zou gebeuren, is er een volstrekte scheiding aangebracht in de bereiding van melk en de bereiding van vlees. Hier hebben we nog een voorbeeld van het aanbrengen van een omheining om de wet. Het is weer die overtrokkenheid om de wet maar geen geweld aan te doen, maar waardoor het gebod zwaarder wordt dan God heeft bedoeld. Zoals gezegd, is het hier ook nog maar een veronderstelling.

Copyright information for DutKingComments