Acts 13:34

Nederlandse verzen (32-39)

De verkondiging van de belofte

Paulus kan nu overgaan tot de verkondiging van de vervulling van de belofte en wel met betrekking tot “ons”, dat zijn de kinderen van de vaderen, ofwel de Israëlieten. De vervulling van de belofte is gebeurd door de verwekking van Jezus door God. Deze verwekking ziet zowel op de verwekking van de Heer Jezus door de Heilige Geest in Maria (Lk 1:35) als op Zijn opwekking door God uit de doden. Voor beide aspecten van de verwekking haalt Paulus de Schrift aan.

Eerst verwijst hij naar Psalm 2 (Ps 2:7). Uit dit citaat blijkt dat de Heer Jezus meer is dan alleen de Zoon van David, want hier blijkt dat Hij door Zijn geboorte ook de Zoon van God is. Hier gaat het niet om verwekking in de zin van de opstanding, maar werkelijk als oorsprong van Zijn leven als Mens op aarde.

Na het citaat dat Zijn verwekking aangeeft, gaat Paulus direct door naar Zijn opwekking uit de doden. Hij stelt die voor als de opstanding tot een onvergankelijk leven. De Heer Jezus zal nooit ontbinding zien. Paulus bewijst dit gegeven met een citaat uit Jesaja 55 (Js 55:3) in samenhang met een ander citaat uit het boek Psalmen (Ps 16:10).

Iedere Jood die Jesaja 55:3 leest, weet dat het daar gaat over de grote Zoon van David in Wie God aan Zijn volk de betrouwbare weldadigheden van David bewijst. Alle zegeningen die God aan David heeft beloofd, worden waargemaakt door de grote Zoon van David. Daardoor is het ook duidelijk dat die Zoon niet in het graf kon blijven en daarom heeft God Hem ook geen ontbinding te zien gegeven, zoals Psalm 16 vermeldt (Ps 16:10). God schenkt ons Zijn weldadigheden in Hem Die de Weldadige of Heilige is.

Om zijn toepassing van Psalm 16:10 op de Messias nog meer te onderstrepen wijst Paulus erop dat dit woord uit deze psalm natuurlijk niet op David zelf kan worden toegepast. In zijn generatie heeft David de wil van God vervuld en is daarna gestorven en begraven. Daarna heeft hij ontbinding gezien en dat is nu juist niet het geval met de Heer Jezus. Nog eens bekrachtigt Paulus dat Hij, Die God heeft opgewekt, geen ontbinding heeft gezien.

Na de vaststelling van de geweldige feiten ten aanzien van alles wat God met de Man naar Zijn hart heeft gedaan, kan Paulus aan zijn gehoor de weldadigheden van David verkondigen. De weg is vrij om die aan te bieden aan allen die geloven. De eerste van die weldadigheden is de vergeving van zonden. Daar blijft het niet bij. Er is meer dan vergeving, er is ten tweede rechtvaardiging. De vraag die twee keer in het boek Job voorkomt, “hoe zou een sterveling rechtvaardig zijn voor God?” (Jb 9:2; Jb 25:4), wordt hier beantwoord.

De wet doet de mens bezig zijn met zichzelf, de rechtvaardiging doet hem zien op wat God heeft gedaan in Christus. Het is onmogelijk om op grondslag van de wet gerechtvaardigd te worden. Elke overtreding van de wet van Mozes is een verzwaring van het rechtvaardig oordeel dat met de overtreding van de wet samenhangt. Toch is rechtvaardiging niet onmogelijk. Het is mogelijk, maar alleen door te geloven in het volbrachte werk van Christus.

Copyright information for DutKingComments