Acts 21:31-32

Paulus door de Romeinen ontzet

Het lijkt erop dat Paulus’ laatste uur geslagen heeft, zo heeft hij dat waarschijnlijk toch wel beleefd. De Joden, zijn volk, zijn tegen hem. Van zijn Joods-christelijke medebroeders vernemen we niets meer. Dan regelt de Heer dat de overste van de legerafdeling ervan hoort. Deze treedt kordaat op. Hij kent de licht ontvlambare Joden, en zeker vanwege de drukte van het feest zal hij zijn soldaten in de hoogste staat van paraatheid hebben gebracht om in te grijpen zodra er een opstootje zou plaatsvinden. In de burcht Antonia was altijd een garnizoen soldaten dat klaar stond om op te treden. Vanaf de burcht hadden ze een goed overzicht over het tempelplein.

De overste neemt een afdeling soldaten mee en gaat naar de plaats waar de lynchpartij in volle gang is. Als zij die zich aan Paulus vergrijpen de overste en de soldaten zien, houden ze op Paulus te slaan. Hij moet dan toch al de nodige vuistslagen en schoppen hebben gehad. De overste bevrijdt Paulus, maar niet om hem vrij te laten. Hij geeft bevel Paulus met twee ketenen te boeien. Iemand die zich zo de volkswoede op de hals haalt, moet toch wel heel wat op zijn geweten hebben, zo zal hij hebben gedacht. Hij zag direct dat het niet een ordinaire ruzie was. Hij vraagt aan de menigte naar de persoon van Paulus en naar het misdrijf dat hij kennelijk begaan moet hebben. Zoals zo vaak is de menigte niet eenstemmig omdat velen bij deze rel betrokken zijn geraakt zonder te weten waarom het gaat.

De overste wordt van de menigte niets wijzer en beveelt dat Paulus in de legerplaats, de burcht Antonia, wordt gebracht om hem daar te verhoren. Dat gebeurt via de trappen die van de voorhof van de heidenen naar de burcht voeren. Deze trappen worden de tribune voor de rede van Paulus tot het volk. Het is symbolisch dat hij spreekt tot het volk dat hier in de voorhof van de heidenen bijeen is. De voorhof van de heidenen is overigens gemaakt naar aanleiding van het woord dat het huis van God een huis van gebed zou zijn voor alle volken (Js 56:7).

Paulus is dan wel ontzet en door de overste en de soldaten gevangengenomen, maar dat betekent niet dat de bloeddorst van de menigte gestild is. Ze zien hun prooi ontsnappen en proberen hem weer in handen te krijgen. De soldaten moeten hem beschermen tegen het geweld van de menigte door hem in hun midden te nemen en te dragen. Terwijl hun prooi aan hun handen ontkomt, schreeuwen ze: “Weg met hem.” Deze roep heeft ook geklonken tegen de Heer Jezus (Lk 23:18). Paulus heeft hierin deel aan het lijden van Christus (Fp 3:10).

Copyright information for DutKingComments