Acts 25:18

Festus legt Agrippa de zaak voor

De beslissing dat Paulus naar de keizer in Rome zal gaan, is genomen. Dat betekent niet dat hij direct op transport wordt gezet. Er zijn nog de nodige voorbereidingen te treffen. Daarbij is de grootste zorg voor Festus, zo blijkt verderop, om een aannemelijke reden te verzinnen die het transport van deze gevangene voor de keizer rechtvaardigt.

Tot zijn vreugde verschijnen na enkele dagen koning Agrippa en Bernice. Zij komen om Festus met zijn nieuwe baan geluk te wensen. Hun komst betekent een uitkomst, want Agrippa kent de Joodse gebruiken goed. Koning Agrippa wordt vergezeld door Bernice, zijn zuster, met wie hij samenleeft.

Festus legt ‘de zaak Paulus’ aan Agrippa voor. Hij vertelt hoe een en ander is gelopen. Zoals iedereen in de wereld doet, stelt ook Festus de zaak op de voor hem gunstigste manier voor. Hij presenteert zichzelf als de oprechte handhaver van het recht, alsof dat zijn loop moet hebben en hij zich daarvoor inzet. De feiten zijn zoals hij ze kent. Hij vertelt dat door zijn voorganger Felix een man gevangen is achtergelaten over wie hij in Jeruzalem een aanklacht in ontvangst heeft genomen van de Joden die om zijn veroordeling hebben gevraagd.

Met een uitgestreken gezicht vertelt hij ook hoe hij de Joden heeft geantwoord dat de Romeinen niet de gewoonte hebben een mens bij wijze van gunst uit te leveren. Dat hijzelf slechts door gunstverlening aan de Joden met Paulus heeft gehandeld (Hd 25:9) en dat Paulus hem daar in bedekte termen van heeft beschuldigd (Hd 25:11), vergeet hij maar.

Hij vermeldt hoe hij zonder uitstel “de man” voor zijn rechterstoel heeft laten komen en heeft geluisterd naar de beschuldigers. De vermoedens die hij zo had over wat Paulus mogelijk zou hebben misdreven, bleken ongegrond te zijn. De aanklachten betroffen alleen wat twistvragen over hun wet. Ook had hij nog iets opgevangen “over een zekere Jezus, Die gestorven is, van Wie Paulus beweerde dat Hij leeft”.

De wijze waarop Festus over de Heer Jezus spreekt, is mateloos onverschillig. Festus heeft de kern van het evangelie te horen gekregen, waarvan hij de samenvatting aan Agrippa doorgeeft: dat de Heer Jezus is gestorven en opgestaan (1Ko 15:3-4). Het verhaal van de opstanding is voor Festus slechts Joods bijgeloof. Festus zegt niet ‘weer leeft’ en hij praat ook niet over de ‘opstanding’. Al met al spreekt Festus de onschuld van Paulus uit. Opnieuw klinkt het getuigenis van de onschuld van Paulus uit de mond van een heidense overheidsdienaar.

Omdat hij niet meer wist wat hij verder nog aan deze zaak kon doen, stelde hij Paulus voor om naar Jeruzalem te gaan om daar berecht te worden. De motivering voor zijn voorstel verzwijgt hij maar voor Agrippa. Hij gaat direct verder met te vermelden dat de reactie van Paulus was dat hij zich op de keizer beriep. Dat beroep heeft hij aanvaard, waarbij hij bevel heeft gegeven hem gevangen te houden tot het moment van opzending naar de keizer.

Agrippa is door dit verslag zodanig belangstellend voor Paulus geworden, dat hij te kennen geeft “die man” zelf ook wel te willen horen. Festus zegt hem toe dat hij hem daarvoor morgen in de gelegenheid zal stellen.

Copyright information for DutKingComments