Acts 3:21

Oproep tot berouw en bekering

De beschuldigingen staan vast. Het oordeel van God is verdiend. Dan wijst Petrus op een uitweg. Geleid door de Heilige Geest kan hij tegen het volk zeggen dat zij hun vreselijke daad “uit onwetendheid” hebben gedaan (1Ko 2:8) en daarom kan hij hen oproepen tot berouw en bekering. Petrus kan dit zeggen op grond van de voorbede van de Heer Jezus aan het kruis: “Vader, vergeef hun, want zij weten niet wat zij doen” (Lk 23:34). Op die grondslag is ook aan Paulus barmhartigheid bewezen (1Tm 1:13).

Hun zonde wordt gezien als doodslag, niet als moord. Iemand die zich onder de wet aan doodslag schuldig had gemaakt, kon door de bloedwreker worden gedood. Als de doodslager op tijd een vrijstad wist te bereiken, was hij daar veilig (Nm 35:9-34). Zo kan het volk nog de toevlucht nemen tot de Heer Jezus en daardoor aan het oordeel ontkomen. In plaats van oordeel zullen zij dan de beloofde zegen ontvangen, zoals Petrus dadelijk zal zeggen. Eerst spreekt hij nog over Gods raad. Wat zij in hun boosheid met Christus hebben gedaan, is door God gebruikt om te vervullen waarover Hij door alle profeten heeft gesproken. Alle profeten hebben erover gesproken dat Zijn Christus zou lijden.

Hier zien we weer de beide zijden die we ook in het vorige hoofdstuk hebben gezien (Hd 2:22-23). Aan de ene kant zien we hoe de mens zijn volkomen verdorvenheid openbaart door Gods goedheid te verwerpen die in Christus geopenbaard is. Aan de andere kant ontdekken we dat God dit van tevoren heeft geweten en in Zijn plannen heeft opgenomen en het zelfs gebruikt om Zijn plannen te vervullen. Wij, schepselen, kunnen die twee kanten niet bij elkaar brengen, maar daar is God dan ook God voor, terwijl wij schepselen zijn en blijven met de beperkingen die daarbij horen, zoals ons beperkte bevattingsvermogen. Door hun zondige daad heeft God Zijn voornemen ten aanzien van het lijden van Christus vervuld.

Dat zij volkomen schuldig zijn aan hun zonden, blijkt ook wel uit de oproep die Petrus aan het volk doet om berouw te hebben en zich te bekeren. Hij heeft hun duidelijk voor ogen gesteld waaraan ze zich schuldig hebben gemaakt. Dat moet hen tot berouw brengen, tot de erkenning dat ze gezondigd hebben. Aan deze erkenning en belijdenis is onlosmakelijk bekering verbonden. Bekering is een verandering van denken over God en de Heer Jezus. Berouw is een innerlijke overtuiging van de eigen schuld, het inzicht en de erkenning dat ik gezondigd heb.

Bekering is een omkering in mijn beoordeling van wat God heeft gezegd. Eerst was er afwijzing van wat Hij in Zijn Woord heeft gezegd en van wat Hij heeft gegeven in Christus. Wie tot berouw, tot erkenning en belijdenis van zijn zonden is gekomen, zal God op Zijn Woord geloven en Zijn gave in Christus aannemen. Wie berouw heeft en zich bekeert, mag weten dat zijn zonden zijn uitgewist. Alles wat er tussen hem en God in stond, is weggedaan. De barrière is opgeruimd. Daardoor is de weg vrij geworden voor een leven van verkwikking dat “van het aangezicht van de Heer” tot hen komt, dat wil zeggen vanuit de tegenwoordigheid van de Heer.

Wat op de enkeling kan worden toegepast, geldt hier in eerste instantie voor het hele volk, want tot hen spreekt Petrus. Hij bedoelt met de “tijden van verkwikking” dan ook de tijd van het duizendjarig vrederijk waar alle zegen van God op aarde door Zijn volk genoten zal worden. Dan is het aangezicht van de Heer niet meer in toorn tegen hen gekeerd (Ps 34:17), maar straalt Zijn aangezicht als de zon (Mt 17:2). Zijn volk zal zich in de warmte van Zijn stralen kunnen koesteren en de volle zegen van het leven naar Zijn belofte in het vrederijk kunnen genieten (Sp 16:15).

De terugkeer van Christus Jezus om dit in vervulling te doen gaan hing af – en hangt nog steeds af – van de bekering van de Joden. Petrus maakt duidelijk dat God ernaar verlangt Zijn Christus te zenden, van Wie hij zegt dat Hij de voor hen “voorbestemde Christus” is. We beluisteren hier Gods grote liefde voor Zijn volk.

De eerste zending van Christus naar Zijn volk is geen vergissing geweest. God biedt hier nog een keer deze voor hen voorbestemde Christus aan Die niemand anders is dan de door hen verworpen “Jezus”. Wat een aanhoudende genade van God, Die dat doet ondanks hun verwerping van Zijn Christus! Hij kan dat, nog eens gezegd, doen op grond van de voorbede van de Heer Jezus aan het kruis.

We zien hoe God al het mogelijke doet om de natie tot inkeer te brengen om hun vervolgens de beloofde zegeningen te kunnen geven. Pas als zij ook een verheerlijkte Heer verwerpen, zoals ze Hem ook in Zijn vernedering hebben verworpen, komt Gods oordeel over het volk. Om dat te voorkomen zoekt God op dit moment als het ware nog naar een mogelijkheid om Zijn Zoon alsnog te zenden om de tijden van de herstelling van alle dingen te doen aanbreken.

Christus is opgenomen in de hemel. Verworpen door de aarde, moest de hemel Hem opnemen. De hemel deed dat niet met tegenzin, maar – gezien vanuit het doel waarvoor Hij op aarde was gekomen, namelijk om daar het koninkrijk van God op te richten – wel voortijdig.

Het oorspronkelijke doel zal evenwel bereikt worden. Het ogenblik van de herstelling van alle dingen wijst op het duizendjarig vrederijk. Tijdens het vrederijk zal alles in de schepping hersteld zijn naar de situatie die God voor ogen stond toen Hij hemel en aarde schiep. Over die situatie heeft God steeds door de mond van Zijn profeten gesproken. Daarnaar heeft Hij vooruitgewezen.

Toen Zijn Zoon kwam, kon die tijd aanbreken als Israël Hem zou hebben aangenomen. Maar Hij is verworpen. Dat wil echter niet zeggen dat Gods plan nu niet doorgaat. Door de mond van Petrus biedt God aan om Zijn plan alsnog in vervulling te laten gaan. Dat zal gebeuren als het volk als geheel zich alsnog bekeert. We weten dat het volk dit niet heeft gedaan. Toch heeft ook dat niet tot gevolg dat God Zijn plan niet meer kan uitvoeren. Het is nog eens uitgesteld en zal in de eindtijd zijn volle vervulling krijgen.

Copyright information for DutKingComments