Acts 3:4

Genezing van een verlamde

Terwijl de gemeente dagelijks eendrachtig bijeen is in de tempel, wordt er dagelijks een verlamde man bij de deur van de tempel, de Schone geheten, neergezet. De naam van de deur, die symbolisch uiting geeft aan de schitterende godsdienst van de Joden, staat in schril contrast met het uiterlijk van deze kreupele man die een symbool is van de ware toestand van de Joden. Hij kan niets en is afhankelijk van de goedheid van mensen die hem naar de tempel brengen. En als hij daar is neergezet, is hij afhankelijk van de goedheid van de tempelbezoekers. Als mensen in een godsdienstige stemming zijn, zijn ze vaak wat vrijgeviger. De plaats die hij bij de deur van de tempel heeft, is dan ook niet slecht gekozen. Hij zal daar al vele jaren hebben gezeten, want hij is ouder dan veertig jaar (Hd 4:22).

Deze man doet denken aan de zieke die al achtendertig jaar bij de vijver Bethesda lag (Jh 5:5). Evenals die man is deze man een beeld van Israël onder de wet. Het volk heeft bijna veertig jaar onder de wet door de woestijn gezworven en zou op grond van de wet nooit het beloofde land met de beloofde zegen hebben bereikt. Alleen Gods genade heeft hen in het land gebracht. Zo is ook de zieke bij Bethesda door de Heer genezen en zo zal ook deze verlamde in de Naam van de Heer worden genezen.

Deze man is zo vlak bij de heilige plaats en toch zo ver er vandaan. En is de Heer Jezus niet vaak daar geweest? Zou hij Hem dan nooit de tempelgebouwen hebben zien binnengaan? In elk geval heeft hij nooit een beroep op Hem gedaan.

Zonder dat de man het beseft, is het einde van zijn ellende nabij als Petrus en Johannes onder de tempelbezoekers verschijnen. Als hij hen ziet, terwijl ze op het punt staan de tempel binnen te gaan, vraagt hij ook hun om een aalmoes. Zouden Petrus en Johannes, die toch ook daar vaak samen met de Heer Jezus zijn geweest, nooit eerder door hem zijn aangesproken? We weten het niet. We weten wel dat de vraag om een aalmoes hem dit keer heel wat meer oplevert dan goud en zilver ooit kunnen geven. Alleen God weet waarom mensen vele jaren aan het evangelie voorbijgaan en dan toch op zekere dag worden gered.

Voor Petrus en Johannes is de vraag om een aalmoes de aanleiding om de machtige Naam van Jezus Christus bekend te maken. Petrus kijkt hem strak aan. Hij heeft voor niets anders aandacht dan voor de verlamde. Daarbij ziet hij niet zozeer diens nood als wel de gelegenheid om de Heer Jezus te verheerlijken. Johannes doet hetzelfde. Ook hem gaat het alleen om de verheerlijking van Christus. Hoewel Petrus de sprekende en handelende is, is Johannes een van geest met hem. Hun onverdeelde aandacht is op de man gericht.

Dan vraagt Petrus hem hen aan te kijken. De man moet afzien van alles om zich heen en alleen naar deze twee apostelen kijken die daar staan in de Naam van de Heer Jezus. Door naar hen te kijken kijkt hij in indirecte zin naar Hem. Dat beseft hij niet, maar Petrus en Johannes beseffen wel dat zij daar staan met de volmacht van de Heer. Vandaar ook dat Petrus kan zeggen: “Kijk ons aan.” Het is niet om hen te doen, maar om Hem Die zij vertegenwoordigen.

De man doet wat er van hem wordt gevraagd en kijkt hen aan. Het enige wat hij verwacht, is een gift. Veel verder gaan zijn gedachten niet. Ook onze gedachten gaan vaak niet veel verder. We zijn eerder gericht op aardse schatten dan op hemelse schatten.

Dan spreekt Petrus woorden die getuigen van wat hij niet heeft en van wat hij wel heeft. Hij heeft geen zilver of goud, maar hij heeft wel de volmacht van de Heer Jezus om te genezen. In het Oude Testament zijn zilver en goud middelen tot verzoening, maar Petrus herinnert er in zijn eerste brief aan dat de ware verlossing niet plaatsvindt door zilver of goud, maar door het kostbare bloed van Christus (1Pt 1:18-19). De Naam van Christus is het ware middel dat herstel geeft en ook kracht verleent om het heiligdom in te gaan, zoals we hier zien.

In plaats van aards fortuin bezit Petrus een bron van geluk en kracht in de hemel, in Jezus Christus. Uit die bron put hij om deze man een zegen te geven die ver uitgaat boven aardse welvaart. In de Naam van Jezus Christus geeft hij hem de opdracht op te staan en te lopen. Petrus noemt de Heer Jezus “de Nazoreeër”, wat spreekt van Zijn afkomst uit het verachte Nazareth. Die Naam schalt over het tempelplein als de Naam die kracht geeft om te genezen. De godsdienstige leiders dachten van Hem af te zijn, maar Hij openbaart vanuit de hemel zelfs een grotere kracht dan tijdens Zijn leven op aarde.

Een dergelijke uiting van kracht in gesproken woorden is vandaag de dag zeldzaam. Veel oprechte christenen zijn vandaag bezig zilver en goud te verzamelen voor het werk van de Heer, terwijl de kracht van de Naam van de Heer grotendeels onbenut blijft. Veel hedendaagse genezers spreken wel met veel kracht de Naam van Jezus uit om te genezen, maar kunnen de eerste woorden van Petrus, “zilver en goud heb ik niet”, niet nazeggen.

Petrus spreekt niet alleen woorden van gezag in de Naam van de Heer Jezus, maar hij grijpt de man ook bij de rechterhand en helpt hem overeind. Hier zien we weer dat prachtige samengaan van Goddelijk en menselijk handelen. God doet, wat wij niet kunnen – zijn voeten en enkels stevig maken – en wij moeten doen, wat wij kunnen – bij de hand grijpen en oprichten.

Copyright information for DutKingComments