Acts 7:20

Mozes’ geboorte en opvoeding

Stéfanus komt tot het derde en langste gedeelte van zijn toespraak. Daarin staat Mozes als beeld van de Heer Jezus centraal. Stéfanus was beschuldigd van het spreken van lasterlijke woorden tegen Mozes (Hd 6:11). Uit wat hij van Mozes zegt, blijkt hoe vals deze beschuldiging is.

In de vermelding van de geschiedenis van Gods volk is Stéfanus toe aan de vervulling van Gods beloften. Hij stelt zijn gehoor aan de hand van die geschiedenis voor dat een nieuwe verandering zich aandiende. De situatie waarin het volk zich in Egypte bevond, bleef niet dezelfde. De tijd van de belofte naderde, dat wil zeggen de tijd om de belofte te vervullen dat God hen in Kanaän zou brengen. Daarvoor moest Hij Zijn volk uit Egypte uitleiden. De omstandigheden die Hij daarvoor gebruikte, zijn opnieuw verootmoedigend voor zijn gehoor.

In de begintijd van hun verblijf in Egypte leek het erop dat het volk bijzonder gezegend werd. Het volk groeide en vermeerderde er (Ex 1:7). Dat leverde allemaal geen probleem op, zolang het land werd bestuurd door koningen die Jozef hadden gekend. Zij herinnerden zich dat zij het bestaan van hun land aan hem te danken hadden. Als blijk van waardering mocht het volk in Egypte blijven wonen. Toen stond er een koning op die Jozef niet had gekend (Ex 1:8). Deze koning had geen enkele binding met Jozef en er was ook geen enkele dankbaarheid tegenover hem.

Deze koning zag in het steeds groter wordende volk een bedreiging van zijn eigen positie. Om uitbreiding van “ons geslacht” tegen te gaan nam hij zijn toevlucht tot list (Ex 1:16) en begon “onze vaderen” slecht te behandelen en te onderdrukken (Ex 1:10-11). Toen dat niet hielp om de groei van het volk te remmen, beval hij dat de jonge kinderen niet bij hun ouders mochten blijven, maar in de Nijl geworpen moesten worden (Ex 1:22).

Terwijl het volk zuchtte onder de wrede overheersing, ging God aan het werk om Zijn belofte te vervullen door Mozes geboren te laten worden. Stéfanus zegt van hem dat hij “buitengewoon mooi” was, dat wil zeggen buitengewoon mooi voor God (Ex 2:2; Hb 11:23). Zijn ouders hebben hem niet direct naar de Nijl gebracht, zoals de farao geboden had, maar hem drie maanden opgevoed “in het huis van zijn vader”. Daarna moest hij het lot van ieder jongetje delen. Hij werd naar de Nijl gebracht en daar te vondeling gelegd. Daar werd hij door de dochter van de farao gevonden, die hem als haar eigen zoon opvoedde. Later weigerde Mozes een zoon van farao's dochter genoemd te worden (Hb 11:24).

De opvoeding door zijn Godvrezende ouders miste haar doel niet. God gebruikte het misdadige bevel van de farao om Mozes aan diens hof te brengen. Door dat via de dochter van de farao te doen spotte God met alle macht van de farao. Dat is Gods wijsheid. Gods plan met Zijn volk werd niet alleen ondanks de farao vervuld, maar zelfs met medewerking van de farao, uiteraard zonder dat deze het wilde of zelfs maar besefte.

Aan het hof werd Mozes onderwezen in alle wijsheid van de Egyptenaren. Mozes werd wijs, maar hij was machtig in zijn woorden en werken. Wijsheid verwierf hij door onderwijs, macht ontving hij van God als bijzondere gave. Beide kwaliteiten openbaarde hij in Egypte. Tegenover God sprak hij over het tegendeel (Ex 4:10) en voelde hij zijn onbekwaamheid.

Copyright information for DutKingComments