Amos 1:9

Oordeel over Tyrus

Tyrus, dat staat voor heel Fenicië, heeft dezelfde zonde begaan als de Filistijnen. Ook zij hebben Israëlitische gevangenen verkocht. Door hun zonde pleegden zij tevens verbondsbreuk. In de tijd van David en Salomo bestond er een verbond tussen Israël en Tyrus (1Kn 5:12). Uit andere Schriftplaatsen blijkt de vriendschappelijke verhouding die gedurende een langere periode tussen Israël en Tyrus heeft bestaan (2Sm 5:11; 1Kr 14:1; 2Kr 2:11-16). Het kwaad dat verbondsbroeders wordt aangedaan, is erger dan het kwaad dat door een vijand wordt aangedaan. Het is verraad. Van een vriend verwacht je niet dat hij je kwaad doet.

Amos spreekt er niet over dat Tyrus Israël is binnengevallen; het ‘wegvoeren’ van Am 1:6 ontbreekt hier. Mogelijk is Tyrus als ‘tussenhandelaar’ opgetreden, die waarschijnlijk van Syrië of anderen heeft gekocht en aan Edom heeft doorverkocht. Van Tyrus is bekend dat het in mensen heeft gehandeld (Ez 27:13).

Voor zover we weten heeft Israël nooit oorlog met Tyrus gevoerd. Toch heeft Tyrus verraderlijk gehandeld en als handelsstad zich willen verrijken zelfs door de handel in mensen en die nog wel tot het volk van God behoren. God zal daarom ook over dit volk Zijn oordeel voltrekken. Al zijn weelde zal vergaan. De kooplieden zijn allemaal vorsten die in luxe huizen, paleizen, leven. Van al die pracht zal niets overblijven.

Voor ons, christenen, ligt in het oordeel over Tyrus de ernstige waarschuwing dat Gods oordeel valt op wie de broederlijke gemeenschap op verraderlijke wijze verbreekt. Dit verbreken vindt plaats als een christen zijn eigen belangen gaat najagen en niet die van de Heer. We zien het bijvoorbeeld in het leven van een christen die vol inzet op zijn carrière, waardoor er geen tijd meer is voor de persoonlijke omgang met God.

In een dergelijke situatie verdwijnen langzaam maar zeker de christelijke deugden. Zo iemand kan in naam nog wel christen willen heten, christelijke samenkomsten bezoeken en zelfs aan het avondmaal deelnemen, maar de christelijke waarden worden ‘verkocht’. God doorziet dat. Hij laat Zich niet bedriegen en oordeelt hen die zulke dingen doen (1Ko 11:27-31).

Copyright information for DutKingComments