Amos 4:12

God ontmoeten

De Am 4:6-11 hebben betrekking op de tuchtigingen die God in het verleden over het volk heeft doen komen. In dit vers gaat het om het handelen van God in de nabije toekomst. Als al Gods handelingen om hen op het goede spoor terug te brengen geen resultaat hebben, blijft er maar één ding over: dat ze oog in oog met God Zelf als Rechter zullen komen te staan. Om het met Jakobus te zeggen: “Zie, de Rechter staat voor de deur” (Jk 5:9b). In Am 4:13 wordt Gods majesteit op indrukwekkende wijze weergegeven.

Het ogenblik komt dat God hun verantwoording zal vragen van hun daden en hen dan zal moeten oordelen. De oproep hier is niet om het volk alsnog tot inkeer te doen komen, hoewel dat nooit uitgesloten mag worden. De teerling is geworpen. Het volk heeft in alle toonaarden bezworen dat het zich niet wil bekeren.

De profeet roept het volk nu op zich erop voor te bereiden voor God te verschijnen. Laten ze ervoor zorgen dat ze hun verdediging klaar hebben om te kunnen reageren op de vragen die God zal stellen over hun gedrag. Niet dat zij het daarmee zullen redden. Daarom: laat het volk zich maar schrap zetten om Gods oordeel aan te horen en zich te buigen onder de uitvoering ervan. Terwijl het volk als geheel wordt aangesproken, is er misschien in het volk toch een enkeling die bij deze gedachte zich alsnog tot God bekeert en het niet op een confrontatie met de Rechter laat aankomen.

Ook voor ons, christenen, heeft de oproep “maak u gereed om uw God te ontmoeten” een ontzagwekkende betekenis. Voor wie in Christus als zijn Heiland gelooft, zal die ontmoeting met God geen gebeurtenis zijn die met angst en beven tegemoet wordt gezien. Zo iemand mag die God als zijn Vader kennen.

Toch kunnen er in ons leven als christen dingen aanwezig zijn die de gedachte aan een ontmoeting met God niet maken tot een gebeurtenis waar wij naar uitzien. Als dat zo is, laten we dan de zonde belijden en het verkeerde wegdoen. Laten we niet langer onszelf handhaven en in alle eerlijkheid onszelf oordelen. Als we dat doen, zullen we niet met de wereld veroordeeld worden (1Ko 11:31-32).

Copyright information for DutKingComments