Amos 4:4

De spot van de profeet

Naast de bevrediging van hun begeerten hebben zij ook hun eigenzinnige godsdienst. Bethel en Gilgal zijn plaatsen met een rijke historie van zegen. In Bethel is God aan Jakob verschenen en daar heeft hij zijn afgoden begraven (Gn 35:2-4). In Gilgal is het volk besneden bij de binnenkomst van het land (Jz 5:2-9). Maar van de zegen is alleen de herinnering over. In de praktijk zijn deze steden verworden tot steden waar de afgoderij hoogtij viert.

Het is dan ook spottenderwijs dat de profeet hen uitnodigt om op deze plaatsen te komen met hun offers. In zijn stem klinkt de spot door die ook bij Elia op de Karmel te horen is (1Kn 18:27). De gedachte dat God hun offer zou aannemen, kunnen we ver van ons werpen (Am 5:5). Amos spreekt in overdreven zin: ‘Al zouden jullie elke morgen jullie offers brengen en elke drie dagen jullie tienden, dan zou dat alleen maar jullie zonden vermeerderen.’

Met het woord ‘zondig’ is de gedachte aan ‘overtreding’ en ‘opstand’ verbonden. Zij meenden, verblind als ze waren, dat ze door regelmatig te offeren wel in verbinding met de HEERE zouden blijven. Maar Bethel is niet de plaats waarvan God gezegd heeft dat Hij daar gediend wil worden (vgl. Jr 48:13). Dat is Jeruzalem. Daar is Hij te vinden en niet op de eigen gekozen plaatsen, al hebben ze nog zo’n oude traditie.

Iemand heeft gezegd: Elke generatie lezers van het boek Amos is verplicht zijn eigen godsdienst in het licht van dit woord te onderzoeken. Niet waar wij denken de Heer te kunnen dienen, al dan niet met een beroep op de vaderen uit vroeger of later tijd, maar waar de Heer gediend wordt naar Zijn Woord, daar wil Hij ons ontmoeten. Naam en traditie garanderen geen Goddelijke goedkeuring.

Copyright information for DutKingComments