Colossians 1:9-11

De waarheid van het evangelie

Ko 1:6. Laten we eens goed naar de kenmerken van het evangelie kijken. In de eerste plaats heb je al gezien dat het te maken heeft met de hoop, dat is met de toekomst. Een tweede kenmerk is dat deze blijde boodschap niet beperkt is gebleven tot het Joodse volk. Het evangelie heeft hen, de Kolossenzen die ‘in de wereld’ zijn, bereikt en ook jou. Het is “tot hen gekomen”. Het staat er alsof het om een persoon gaat die ergens binnenkomt. En dat is in wezen ook zo, want in het evangelie wordt Christus voorgesteld.

Het derde kenmerk is dat het overal in de wereld, waar ook maar gelovigen zijn, “vrucht draagt”. Wat het evangelie in Kolosse bewerkt, is overal in de wereld, bij iedere gelovige te zien. Het evangelie heeft jou in verbinding met God gebracht. Het evangelie bewerkt in jou vervolgens ook vrucht voor God. Het evangelie is eerst het zaad dat in jou eeuwig leven verwekte op het moment waarop je het hoorde en geloofde. Daardoor ben jij een vrucht van het evangelie voor God. Daarna is het evangelie het zaad geworden dat vrucht voortbrengt in jouw leven. Die vrucht is ook voor God.

Je moet eerst een vrucht zijn om vrucht te kunnen voortbrengen. Waar het evangelie is aangenomen, zie je vrucht en groei en geen stilstand of achteruitgang. Dit is het grote onderscheid tussen het christendom en alle andere godsdiensten en in het bijzonder het Joodse systeem. Alle godsdiensten eisen vrucht van een mens zonder innerlijke verandering. Het christendom echter brengt eerst innerlijke verandering door bekering en nieuw leven, waarna er vrucht en groei zichtbaar worden.

Het evangelie dat gepredikt wordt, is volmaakt in zichzelf. Dat moet je niet willen verrijken of verbeteren of gemakkelijker aanneembaar willen maken. Het kan door niets verrijkt of verbeterd worden. Wat rijker en beter kan, is het vrucht dragen en groeien. Het te prediken evangelie is Gods kant, het vrucht dragen en groeien is jouw kant. Jij kunt het vrucht dragen en de groei in de weg staan door allerlei dingen in je leven toe te laten die de Heer niet wil.

Dat gebeurt als je “de genade van God”, die je “in waarheid hebt erkend”, vergeet. Weet je je nog te herinneren hoe je met je zonden naar het kruis bent gegaan? Je erkende toen, dat je alleen door Gods genade gered kon worden. Je erkende dat Gods waarheid ook op jou van toepassing is als Hij verklaart: “Want allen hebben gezondigd en komen tekort aan de heerlijkheid van God” (Rm 3:23). Je erkende ook Zijn verlossing in Christus die Hij je in genade aanbood. Je bent bekeerd, hebt eeuwig leven en bent in staat tot vrucht dragen en groeien.

Blijf je voortdurend verwonderen over Gods genade die je oprecht hebt erkend. Je had er geen recht op. Het is een geschenk uit de hemel. Dan zul je het snel genoeg in de gaten hebben als er dingen in je leven komen die het proces van vrucht dragen en groeien vertragen of zelfs verhinderen.

Ko 1:7. De mensen die invloed willen krijgen onder de Kolossenzen, leren dingen die in strijd zijn met het onderwijs van Epafras. Als zij in hun boze opzet slagen, is het bij de Kolossenzen afgelopen met vrucht dragen en groeien. Epafras heeft hun een zuiver evangelie gebracht. Hij is het middel tot hun bekering geweest.

Zonder enige jaloersheid verwijst Paulus naar de dienst die Epafras daar heeft gedaan. Paulus onderstreept zo de juistheid van wat Epafras heeft geleerd. Hij spreekt over het evangelie als een ‘leer’. Dat is het ook. Het is geen dogma, het is een leer die leven betekent en dat niet alleen bij de nieuwe geboorte, maar in alles wat dit leven vervolgens inhoudt. Een mooie omschrijving van die leer kun je lezen in Titus 2 (Tt 2:10-15).

Behalve de leer van Epafras onderstreept Paulus ook zijn samenwerking met hem. Hij noemt hem “onze geliefde medeslaaf”. Paulus plaatst Epafras op één lijn met zichzelf en Timotheüs en geeft door het woord ‘geliefde’ uiting aan zijn bijzondere verbondenheid met Epafras. Als dienaren zó over elkaar spreken, elkaar zó benaderen, zal de lage gedachte aan concurrentie geen ruimte krijgen.

Paulus roemt ook de trouw van Epafras in zijn dienst voor Christus. Trouw is de belangrijkste eigenschap voor elke dienst die voor de Heer wordt gedaan (1Ko 4:2). De Heer beloont niet een gave of succes, maar trouw (Mt 25:20-23). Dat mag voor jou en mij een grote stimulans zijn om helemaal voor Hem te leven en niet jaloers te zijn op wat anderen doen.

Ko 1:8. De trouwe dienst van Epafras voor Christus uit zich in zijn zorg voor de Kolossenzen. Zijn dienst is niet opgehouden met de prediking van het evangelie. Hij besteedt ook nazorg. Omdat hij het gevaar ziet opkomen dat ze van Christus afwijken, heeft hij Paulus en Timotheüs opgezocht. Hij heeft niet alleen gesproken over de dwalingen die ingang dreigen te vinden. Hij heeft ook verteld van de diepe en oprechte christelijke liefde van de Kolossenzen, waarvan de Geest de Bron is. Het is tevens een bewijs dat het nog niet te laat is voor correctie. De Geest is nog echt aan het werk bij hen.

Ko 1:9. Na deze inleiding vol dank laat Paulus hun weten dat hij, vanaf het ogenblik dat hij van hun bekering heeft gehoord, voortdurend voor hen bidt. Hier zie je de beste manier om je geestelijke belangstelling voor bepaalde gelovigen levend te houden. Paulus laat hun ook de inhoud van zijn gebed voor hen weten. Daaruit kun je leren hoe en wat je voor anderen kunt bidden.

Ons bidden en vragen heeft alles te maken met onze kijk op Gods belangstelling voor Zijn kinderen. Als wij ons meer bewust zouden zijn van Gods intense belangstelling voor al de Zijnen, zouden we dan niet meer voor hen bidden en minder aan onze eigen problemen denken? Wij lijken vaak meer op de Abraham die voor zichzelf vraagt: “Wat zult U mij [dan] geven?” (Gn 15:2), dan op de Abraham die voor God neerzit, Hem aanbidt en voor anderen vraagt (Gn 18:23-33). Paulus lijkt meer op de laatste.

Het eerste wat hij vraagt, is dat zij “vervuld” mogen worden “met de kennis van Zijn wil”, dat wil zeggen dat zij Gods wil ten volle leren kennen en daarmee vervuld zullen worden. Met minder is de apostel niet tevreden. De wil van God moet hun hele denken en heel hun gezichtsveld vullen. Dan is er geen plaats meer voor onze wil of voor opkomende dwalingen.

Het doen van de wil van God is echter geen kwestie van blinde gehoorzaamheid. Daarom vraagt de apostel vervolgens om “alle wijsheid en geestelijk inzicht”. Dat maakt je bekwaam om op de juiste wijze en met geestelijk onderscheidingsvermogen Gods wil in je leven uit te werken.

Lees nog eens Kolossenzen 1:6-9.

Verwerking: Welke geloofswaarheden zijn verbonden aan het evangelie?

De Heer waardig wandelen

Ko 1:10. Met dit vers komen we tot de kern van de brief. Het gaat erom “de Heer waardig te wandelen”. Dat wordt niet gezegd tot een select groepje, tot superchristenen, maar tot alle christenen. Het is ook niet een formule die leidt tot de vorming van geschoolde predikers die in staat zijn hun kennis aan grote groepen mensen over te dragen. Nee, het is een opdracht die voor iedere gelovige de hoogste prioriteit behoort te hebben. Jij wordt hier opgeroepen tot een wandel in overeenstemming met de waardigheid van de Heer. Dan moet je die waardigheid wel kennen. Nou, die wordt vanaf Ko 1:16 ruim onder je aandacht gebracht.

Dat Hij ‘Heer’ wordt genoemd, bepaalt je bij de positie die de Heer Jezus nu inneemt, een positie die Hij van God heeft gekregen (Hd 2:36). Behalve het kennen van Zijn waardigheid is ook van belang dat jij rekening houdt met Zijn rechten als Heer op elk aspect van je leven. Het kennen van Zijn waardigheid en het erkennen van Zijn heerschappij hebben tot gevolg dat heel je wandel een “welbehagen” voor God zal zijn. God zal in zo’n wandel het beeld van Zijn Zoon herkennen. Daar wordt Hij blij van.

En moet je nu eens kijken welke andere prachtige uitwerkingen een dergelijke wandel heeft. Eerst is er sprake van “alle goed werk”. Dat kun je zien als een veelsoortige vrucht waarvan elk goed werk een bepaalde vrucht is. Die vrucht, dat goede werk, is het resultaat van je verbinding met de Heer Jezus als de ware wijnstok (Jh 15:1).

Soms ben je al blij als je een keer een goed werk doet, maar daarmee is God niet tevreden. Hij geeft je alle middelen die nodig zijn om niets anders dan goed werk te verrichten. Van die middelen maak je gebruik door de vorige en de volgende verzen in je op te nemen en hun uitwerking te laten hebben in je leven. Als God je zo overvloedig van deze middelen voorziet, mag je er niet mee tevreden zijn dat je af en toe eens iets goeds doet.

Evenals in Ko 1:6 volgt ook hier op het vrucht dragen de groei. Bij vrucht dragen denk je meer aan het genot van Hem voor Wie de vrucht is. Dat komt dan ook op de eerste plaats. Bij groei denk je aan leven dat zich ontwikkelt, een proces van toename, van rijp worden. Dat ziet op de gelovige.

Het gaat hier niet om groeien in de kennis van God, maar om groeien door de aanwezige kennis van God. Als we toepassen in ons leven wat we van Hem kennen, zullen we groeien. Het is dan ook onzin als je hoort beweren dat het om ‘praktisch’ christendom gaat en dat kennis er niet toe doet. Zonder kennis is het helemaal niet mogelijk om in je geloof te groeien en je christen zijn in praktijk te brengen. Het is sowieso dwaasheid om te veronderstellen dat je iets in praktijk kunt brengen, zonder dat je weet hoe dat moet. Dat geldt voor het maatschappelijk leven en net zo goed voor het geestelijk leven.

Ko 1:11. In de maatschappij zie je ook dat mensen die met kennis van zaken spreken, kracht uitstralen. Jouw kracht om de Heer waardig te wandelen ligt in de kennis van God. Hoe beter je God kent, des te minder gevoelig ben je voor tegenstand en allerlei dwalingen. Je bent bekrachtigd met “alle kracht”, er is kracht om elke vorm van tegenstand te overwinnen.

Het is geen kracht uit een aardse, menselijke bron. Dan zou er geen garantie voor de overwinning zijn. Nee, jouw kracht komt uit de hemelse heerlijkheid, Gods heerlijkheid, de heerlijkheid van de Heer Jezus. Dat is de bron waarmee jij in verbinding bent gebracht en daartegen is niets bestand.

Die kracht is niet alleen bestand tegen heftige aanvallen, hij is ook bestand tegen langdurige aanvallen. Zolang je op aarde bent, zal er tegenstand zijn. Het geweldige van die kracht is dat je daardoor ook in alles kunt volhouden! En terwijl je volhardt, blijf je geduldig en ben je zelfs blij. Dat maak je niet mee bij mensen die Christus niet kennen. Misschien hebben ze een geweldig uithoudingsvermogen en kunnen ze heel wat tegenslagen incasseren. Het geduld raakt echter een keer op, om over blijdschap maar helemaal niet te spreken.

De christen die met heel zijn hart op Christus is gericht, is in staat om in plaats van vurig te verlangen van het lijden verlost te worden, het lijden met geduld en zelfs met blijdschap te verdragen (1Pt 1:6-9). Dát is het wonder van echte kracht en niet het verrichten van heldendaden in de vorm van wonderen en tekenen, zoals genezingen of duivel uitdrijvingen. Je wordt met alle kracht bekrachtigd met als norm Christus in de heerlijkheid om geduldig en verdraagzaam te zijn in een wereld waarin je leven met God verdrukking en lijden ondergaat. Er is geen duidelijker bewijs van kracht dan juist deze houding.

Ko 1:12. Een wandel in die houding geeft blijdschap. Deze blijdschap richt zich op de Vader en uit zich in dank aan Hem. Hierdoor word je boven de omstandigheden uitgetild. Je gedachten worden gericht op wat de Vader met je heeft gedaan en wat Hij je heeft gegeven. Als je dat ziet, kun je gewoon niet anders dan Hem danken.

Hij heeft je nu al bekwaam gemaakt om, samen met alle heiligen die tot de gemeente behoren, het erfdeel in het licht van Gods tegenwoordigheid te genieten. Dát is even wat! Er staat niet dat Hij je nog wel een keer, ergens in de toekomst, bekwaam zal maken. Er staat ook niet dat je het wel bent, maar dat je er nog in moet groeien. Dat is allemaal niet aan de orde. Je bekwaamheid is een vaststaand feit. Je hebt die gekregen door de nieuwe natuur. Je bent uit God geboren, je hebt de natuur van God gekregen en daardoor kun je in het licht van God zijn.

Het erfdeel is wel iets wat in de toekomst ligt. Petrus spreekt daar ook over (1Pt 1:3-4). Het erfdeel is, wat de Heer Jezus zal bezitten als Hij over alle dingen zal regeren. Je zult dan met Hem mogen regeren. Jij erft van God als Zijn kind (Rm 8:17), dat wil zeggen dat je de erfenis van je Vader ontvangt. De Vader Die jou het recht op de erfenis heeft gegeven, heeft jou erop voorbereid om die te ontvangen en te genieten.

Ko 1:13. Er moest wel wat met je gebeuren om je geschikt te maken om deel te krijgen aan dat erfdeel! Je behoorde namelijk eerst helemaal niet bij het licht, maar bij het tegenovergestelde, de duisternis. Je was in de macht ervan, de duisternis hield je gevangen. De vorst van de duisternis, de satan, was je baas. Wie in de duisternis zit, mist elk spoortje licht. Er is geen enkele oriëntatie waar je bent en waar je heen gaat.

Hoe groot de duisternis is, is gebleken toen de Heer Jezus kwam als het licht. Maar de duisternis bleef (Jh 1:5) omdat de mensen de duisternis liever hadden dan het licht (Jh 3:19). De macht van de duisternis over de mens is het duidelijkst gebleken toen mensen de Heer Jezus gevangennamen en doodden (Lk 22:53). Maar de genade van God is groter. De Heer Jezus heeft de macht van de duisternis overwonnen. Hij is opgestaan uit de doden. Als resultaat daarvan heeft Hij, Die gezegd heeft “uit duisternis zal licht schijnen”, ook geschenen in jouw hart en je gered uit die macht (2Ko 4:6).

Daarbij is het niet gebleven. Nadat Hij je gered heeft, ben je niet in een soort niemandsland terechtgekomen. De Vader heeft je ook niet teruggeplaatst in een hersteld paradijs. Het is veel heerlijker: Hij heeft je overgebracht “in het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde”. In dat rijk is de Zoon het middelpunt. De atmosfeer van dat rijk is de liefde van de Vader voor de Zoon.

Als je aan een koninkrijk denkt, denk je aan heerschappij en onderwerping. Dat is hier ook zo, maar het is alles ingebed in de liefde van de Vader voor de Zoon. Het is niet ‘slechts’ een atmosfeer, het gaat om Goddelijke Personen. Je bent nu al in verbinding gebracht met de Vader en de Zoon en Hun liefde omsluit nu ook jou. Ik weet niet of er iets denkbaar is wat groter is.

Lees nog eens Kolossenzen 1:10-13.

Verwerking: Ga na welke zegeningen Paulus hier allemaal heeft opgenoemd. Dank de Vader voor elke zegen.

Copyright information for DutKingComments