Daniel 3:17-19

Onbevreesd getuigenis

De jonge mannen worden voor de keus gesteld: buigen voor het beeld of sterven. Het zou niet moeilijk zijn bij zichzelf te overleggen: ‘Iedereen doet het, laten we geen uitzondering zijn.’ Of: ‘Laten we het voor de schijn doen, maar niet in ons hart, want God ziet toch het hart aan.’ Of: ‘Wij kunnen niets aan deze situatie doen, wij zijn hier als gevolg van de ontrouw van onze voorouders, we moeten wel buigen.’ We lezen echter niets van dergelijke overwegingen, die gemakkelijk bij ons opkomen in vaak veel minder moeilijke situaties.

De vrienden verdedigen zich niet, maar leggen een korte, duidelijke verklaring af: ‘Wij zullen niet buigen.’ Hun getuigenis is indrukwekkend. Wij kennen de afloop, maar zij kennen die niet. Ze twijfelen er niet aan dat God hen kan verlossen. Ze weten alleen niet of Hij dat zal doen door hen ervóór te bewaren of hen erdoorheen te bewaren. Het geloof vertrouwt dat God ervoor kan zorgen dat ze niet in de vuuroven komen, maar ook dat Hij hen uit de vuuroven kan verlossen.

Hoe het ook is, voor hen is het duidelijk dat Hij hen uit de hand van de koning zal verlossen. Ze zijn niet in de hand van Nebukadnezar, maar in de hand van God. Wat hen betreft, is de uitkomst zeker. Daarom zullen ze niet buigen voor het beeld, ook niet voor de vorm, en het niet aanbidden. Hun houding is een prachtige illustratie van “de volharding en het geloof van de heiligen” (Op 13:10b).

Er is bij hen geen enkele rebellie tegen de koning te bespeuren. Ze erkennen hem in zijn waardigheid als koning. Maar ze kunnen geen gehoor geven aan zijn bevel zijn goden te vereren. Hierin moeten en willen ze “God meer gehoorzamen dan mensen” (Hd 5:29). Ze spreken in de geest van de discipel van de Heer, want ze zijn “niet bang voor hen die het lichaam doden en daarna niets meer kunnen doen” (Lk 12:4). Voor de christen is het niet aan de orde hoe de koning regeert, maar wat de koning vraagt en hoe hij zich daartegenover als christen moet gedragen (Rm 13:1-7).

Midden in het vuur geworpen

Hun gehoorzaamheid aan God heeft niet tot gevolg dat ze niet in de oven worden geworpen. Integendeel. Nebukadnezar is zo woedend, dat hij de oven zevenmaal heter laat stoken. Dit maakt het wonder van de redding echter alleen maar zevenmaal groter.

Hun geloof ’blust’ – niet het vuur, maar – “[de] kracht van [het] vuur” (Hb 11:34). De kracht van het vuur is zo groot, dat Nebukadnezar de sterkste mannen uit leger opdraagt de drie vrienden in de oven te werpen. Maar al worden ze nog zo sterk geacht, zij leggen het af tegen de kracht van het vuur. Terwijl de sterkste mannen de vrienden in de oven werpen, worden deze krachtpatsers door het vuur gedood.

De vrienden blussen de kracht van het vuur niet pas als ze zich in de vurige oven bevinden en het vuur hen niet aantast. Ze hebben de kracht van het vuur al geblust als ze voor Nebukadnezar staan en hij hen op de vuuroven wijst. Hij heeft gedreigd hen daarin te werpen als ze niet voor zijn beeld zouden knielen. Met de vuuroven voor ogen hebben de vrienden in geloof gezegd dat zij op God vertrouwen voor de uitkomst en zijn bij hun weigering gebleven om voor het beeld te knielen.

Op die manier hebben velen die als martelaar op de brandstapel in het vuur zijn omgekomen, de kracht van het vuur geblust. Ze hebben hun belijdenis van de ware God niet herroepen en zijn trouw gebleven aan Hem, ondanks het vuur. De dreiging van het vuur heeft op hen geen vat gehad. Zij hebben “het schild van het geloof opgenomen” en daarmee “de brandende pijlen van de boze” uitgeblust (Ef 6:16).

Copyright information for DutKingComments