Daniel 4:3

Nebukadnezar eert God

Door te beginnen met “het behaagt mij”, maakt hij duidelijk dat hij als hoofd van zijn rijk niet handelt op bevel van iemand anders. Hij zegt niet dat hij zijn getuigenis geeft omdat God hem daartoe de opdracht heeft gegeven. Hij vindt het goed om dat te doen en daarom doet hij het ook. Dat God hem ertoe aanzet, is hij zich niet bewust.

Hij spreekt echter wel over God als Degene Die door “Zijn tekenen en … Zijn wonderen” met hem heeft gehandeld. Tekenen en wonderen worden vaker in de Schrift samen genoemd (Ex 7:3; Dt 4:34; Dt 13:1; Dt 34:11; Js 8:18; Jr 32:20). Niet elk teken is een wonder, maar elk wonder is wel een teken. Tekenen zijn gebeurtenissen of dingen met een bepaalde betekenis.

Een teken hoeft niet iets buitengewoons of bovennatuurlijks te zijn. Als de Heer Jezus geboren is, wordt tegen de herders gezegd dat dit “het teken” voor hen zal zijn: “U zult een Kindje vinden in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe” (Lk 2:12). Een kind in een kribbe en in doeken gewikkeld is geen wonder, het is niets buitengewoons. Maar dit Kind en de wijze waarop Hij in de wereld is gekomen, is wel een teken. Zijn komst op aarde heeft een diepe betekenis.

In een teken toont God Zijn aanwezigheid en macht. Een wonder is iets wat grote verbazing bewerkt, vanwege het onbegrijpelijke en onnavolgbare voor de mens. Een wonder toont Gods aanwezigheid en macht in een bovennatuurlijk handelen met de bedoeling dat de mens tot de erkenning komt dat God handelt.

Nebukadnezar noemt God hier “de allerhoogste God”. Daarmee erkent hij dat God boven alle dingen staat en ook boven zijn eigen goden. Tot deze conclusie komt hij, nadat hij door God op de diepste wijze is vernederd. Een mens erkent pas Gods verhevenheid boven alle dingen als hij heeft ervaren hoe gering hij zelf is. Die ervaring moet God de mens laten opdoen omdat hij zich verheft en beroemt op zijn eigen persoon en werken.

Nebukadnezar is diep onder de indruk van de tekenen en wonderen die de Allerhoogste aan hem heeft gedaan. Hij geeft uiting aan zijn verbazing daarover door te spreken over “hoe groot” en “hoe machtig” ze zijn. Dat houdt in dat hij die tekenen en wonderen ziet als niet te omvatten of te beschrijven of uit te leggen. Ze zijn uniek en met niets te vergelijken. In het leven van Nebukadnezar is dat zichtbaar geworden zowel in zijn vernedering tot de staat van een dier als in zijn herstel, waarbij hij zelfs meer grootheid en heerlijkheid krijgt dan hij vóór zijn vernedering heeft (Dn 4:36).

Opmerkelijk is zijn belijdenis dat het koninkrijk van God “een eeuwig Koninkrijk” is (Dn 2:44; Dn 7:14; 27; Ps 145:13). Het betekent dat hij zijn eigen koninkrijk als voorbijgaand beziet. Zijn hoge dunk is weg en hij geeft God alle eer, zowel in Zijn Persoon als in Zijn koninkrijk. Met dat koninkrijk verbindt Nebukadnezar een heerschappij die is “van generatie tot generatie”. Dat houdt in dat hij het opperbestuur van God erkent door de tijden heen, van het begin van de schepping tot nu toe en ook verder.

Ook voor ons is het belangrijk daaraan vast te houden. De heerschappij van de Heer Jezus in de hele geschiedenis van de mensheid mag ons bemoedigen door eraan te denken dat Hij ook alle heerschappij heeft in ons persoonlijk leven. Er loopt Hem niets uit de hand. Nebukadnezar wordt tot die erkenning gedwongen. Soms moet dat ook wel eens in ons leven gebeuren. Maar het resultaat van die erkenning is dat we ons leven met een gerust hart en met vreugde aan Hem toevertrouwen.

Copyright information for DutKingComments