Daniel 4:33-34

Vervulling van de droom

Het besluit staat vast, zo heeft Nebukadnezar te horen gekregen. Maar hij heeft ook de raad van Daniël te horen gekregen. Als het besluit van God vaststaat dat een zondaar naar de hel gaat, maar de zondaar laat zich waarschuwen, dan komt er een keer in zijn lot. Zo had ook het voorzegde niet over Nebukadnezar hoeven te komen als hij zich had laten waarschuwen. Hij heeft de waarschuwing echter niet ter harte genomen. Na verloop van tijd, dat wil zeggen na een jaar, wordt openbaar wat er in het hart van Nebukadnezar is en gebeurt er wat hem is aangezegd in zijn droom die hem is uitgelegd door Daniël.

Hij wandelt in grote zelfvoldaanheid op het dak van zijn paleis en kijkt naar Babel. Zijn hart zwelt op van trots. Hij geeft uiting aan zijn trots door het woord te nemen en zichzelf te eren. Alles wat hij ziet, is aan hem te danken, hij heeft het eigenmachtig, in eigen kracht gedaan en hem komt daarvoor alle eer toe.

Er is bij hem geen enkele gedachte aan God, hij negeert God eenvoudig, noemt Hem niet, rekent niet met Hem. Hij erkent niet dat hij zijn macht aan God te danken heeft. Al zijn bouwwerken verkondigen zijn heerlijkheid. Hij ziet zijn eigen naam op alles wat Babel is. Hier zien we een staaltje van hoogmoed. De hoogmoed is de zonde van de duivel (1Tm 3:6). Het is de eerste zonde in de schepping.

Heel wat mensen hebben een eigen koninkrijkje, bijvoorbeeld in een bedrijf met verschillende afdelingen waar iedere chef zijn afdeling bestuurt als een eigen koninkrijk. Het kan ook opgaan voor een vader die zijn gezin als een eigen koninkrijk beziet en alles wat er aan fraais wordt gevonden aan zijn eigen verdienste toeschrijft. Misschien hebben we zelf wel iets waarvan we vinden dat we daarin net wat beter zijn dan een ander. Als we ons daarop beroemen, is dat hoogmoed.

We moeten leren dat het woord waar is: “Wat hebt u, dat u niet hebt ontvangen? En als u het dan hebt ontvangen, waarom beroemt u zich, alsof u het niet had ontvangen?” (1Ko 4:7). De Heer Jezus is onder Zijn discipelen als Eén Die dient. Hij heeft nooit ergens over opgeschept. Integendeel, Hij heeft Zichzelf vernederd. Nebukadnezar ervaart de waarheid van het woord: “God weerstaat hoogmoedigen” (Jk 4:6). Dat zullen wij ook ervaren als we hoogmoedig zijn.

De koning is nog niet uitgesproken, de klank van de woorden is nog niet weggestorven, of er klinkt een andere stem, een stem uit de hemel. Die stem laat een proclamatie horen: “Het koningschap is van u weggegaan!” Vanaf het ogenblik dat hij zich beroemt op zijn prestaties, is hij zijn koningschap kwijt. Een gelovige die zich op eigen werken beroemt, verliest ook zijn koninklijke waardigheid en krijgt de hemel tegen zich. Wat een contrast met de Heer Jezus. Boven Hem klinkt uit de hemel de stem van “God [de] Vader” Die van Hem getuigt: “Deze is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik welbehagen heb gevonden” (2Pt 1:17).

Alles wat over Nebukadnezar is gezegd, komt over hem. Hij wordt op hetzelfde ogenblik van zijn verstand beroofd. Hij is plotseling krankzinnig en wordt in zijn gedrag gelijk “aan de dieren, [die] vergaan” (Ps 49:21). Zoals is aangekondigd, wordt hij door de mensen verstoten en neemt als een rund zijn plaats in tussen de runderen. Daar staat hij in het open veld en eet gras. Zo gaan zeven tijden over hem heen.

Aan de beschrijving van de droom door Nebukadnezar en de herhaling daarvan door Daniël wordt nu nog toegevoegd dat zijn haar en zijn nagels al die tijd doorgroeien. Van enige lichamelijke verzorging is geen sprake. Het beeld van de eens zo machtige heerser vervaagt steeds meer.

Zo nietig is zelfs de machtigste man op aarde als hij zich verheft tegen God door zichzelf op de plaats van God te stellen. Een dier heeft geen bewustzijn van zijn Schepper. Als een mens de verbinding met God opzegt, wordt hij gelijk aan een dier. Dit is de situatie van ieder mens die niet God, maar slechts zichzelf voor ogen heeft.

Nebukadnezar krijgt zijn verstand terug

Als de dagen dat Nebukadnezar een dier is, voorbij zijn, slaat hij zijn ogen op naar de hemel. Een dier kijkt alleen naar de aarde en heeft geen bewustzijn van de Schepper. Als Nebukadnezar opkijkt naar de hemel, is dat omdat hij weer bij zijn verstand is. God heeft hem het verstand ontnomen en geeft het hem weer terug. Hij heeft met Zijn tucht Zijn doel bereikt. Dat blijkt uit de eerste woorden die Nebukadnezar uitspreekt. Het zijn woorden van lof en prijs aan het adres van de Allerhoogste. Hem verheerlijkt hij.

De naam ‘Allerhoogste’ is de naam van God in het vrederijk. De eerste keer komt die naam voor als Melchizedek Abraham tegemoet gaat die door strijd zijn neef Lot heeft bevrijd uit de macht van enkele koningen. Melchizedek is een priester van “God, de Allerhoogste” en zegent Abraham namens “God, de Allerhoogste” (Gn 14:18-20). Die situatie doet denken aan de bevrijding door de Heer Jezus van het gelovig overblijfsel van Israël in de toekomst. Na Zijn overwinning is Hij de ware Melchizedek Die brood en wijn uitdeelt tot versterking en tot vreugde. Daarvan zal het vrederijk vol zijn.

Nebukadnezar erkent God ook als de eeuwig Levende Wiens regering eeuwig is. Hij regeert niet alleen tot in alle eeuwigheid, Hij regeert ook vanaf het moment dat er iets is om over te regeren, dat is vanaf het moment dat Hij iets heeft geschapen. Er is nooit een tijd geweest dat Hij niet de heerschappij heeft gehad en zo’n tijd zal er ook nooit komen.

Tegenover die grootheid erkent Nebukadnezar de nietigheid van de mens, niet alleen als individu, maar als totale mensheid. Alle mensen samen vermogen niets tegen Hem. Ook alle hemelbewoners staan onder Zijn gezag, net als alle aardbewoners. Niemand is sterk genoeg om Zijn hand weg te slaan en zich daarmee aan Zijn gezag te onttrekken. Welk mens is zo vermetel het woord tegen Hem op te nemen en Hem ter verantwoording te roepen (vgl. Rm 9:20)? Wie dit doet, zondigt tegen zijn leven.

Na deze erkenning, die het gevolg is van het terugkeren van zijn verstand, krijgt hij ook het koningschap weer terug. Zijn machthebbers zoeken hem weer op. Hij krijgt daarbij meer grootheid dan hij voor die tijd heeft bezeten (Sp 29:23). Vaak is het zo, dat we meer verliezen dan winnen wanneer we een weg gaan die niet goed is. Maar het is ook wel eens zo, dat God meer geeft dan we hadden.

We zien dat bij Petrus. Na zijn herstel krijgt hij een grote taak onder de gelovigen. Zijn twee brieven zijn daarvan een bewijs. Iemand die waarachtig tot berouw is gekomen over een verkeerde weg of een verkeerde daad, oogst soms meer lof dan in het leven dat hij voor die tijd heeft geleefd.

Nebukadnezar besluit zijn proclamatie met een nieuwe lofprijzing. Hij noemt God de “Hemelkoning”, Hij Die alle gezag in de hemel heeft. Met die positie verbindt hij Zijn daden en paden op aarde. Alles wat Hij doet, is waarheid en in overeenstemming met de hemel waar alles waarheid is. Elke weg die Hij gaat, hetzij met een mens, hetzij met een volk, is een weg in gerechtigheid, dat is de gerechtigheid van de hemel. Alles in de hemel beantwoordt aan Zijn Wezen van waarheid en gerechtigheid. De uitvloeisels daarvan zien we op aarde.

Als de Heer Jezus op aarde regeert, zijn alle daden en paden op aarde een weerspiegeling van de hemel. Hij Die in de hemel regeert, Wiens troon in de hemel staat, zal dan op aarde regeren en Zijn troon zal op aarde staan. Dan zal de bede in vervulling gaan: “Moge … Uw wil gebeuren, zoals in de hemel, zo ook op aarde” (Mt 6:10). Met het oog op die tijd mag het ons gebed zijn dat dit nu al in ons persoonlijk leven zichtbaar wordt.

Copyright information for DutKingComments