Daniel 7:7-14

Het vierde dier

Het vierde rijk ten slotte verschijnt in de gedaante van een schrikwekkend dier. Dit kenmerk van schrikwekkendheid wordt ook genoemd in verbinding met het ijzer van het beeld (Dn 2:31). Dit dier heeft geen naam. Het heeft geen gelijkenis met een van de door God geschapen dieren. Daniël kan het alleen maar omschrijven. De beschrijving wekt de indruk dat we te maken hebben met een machinerie die zonder enig mededogen alles verslindt wat binnen zijn bereik komt.

Het lijkt op een dier dat alleen in nachtmerries voorkomt, maar waaraan gewetenloze lieden vandaag de dag in diverse computerspellen vorm geven. Allen die hun vertier zoeken in spelletjes waarin een monster alles opslokt en verplettert, zullen steeds minder het schrikwekkende karakter onderkennen van het monster dat binnenkort op het wereldtoneel verschijnt.

Het monster heeft tien horens, dat wijst op de tiendeligheid van het rijk. Het eerste rijk is een eenheid, het tweede rijk bestaat uit twee delen en bij het derde rijk is sprake van een vierdeling. Het verschil tussen de eerste drie rijken en het vierde rijk is echter niet alleen getalsmatig. Het verschil is vooral, dat dit vierde rijk in zijn geschiedenis nooit uit tien delen heeft bestaan, zoals er bij de vorige rijken wel eenheid is of een bestaan uit twee of vier delen. Maar zoals we al in Daniël 2 hebben gezien, zal die tiendeligheid in de (nabije) toekomst een feit worden. We zien de voortekenen ervan in de eenwording van Europa.

De aandacht van Daniël wordt getrokken door de horens. Terwijl hij er aandachtig naar kijkt, ziet hij hoe ten koste van drie horens een elfde, kleine, horen zich boven alle horens verheft. Als bijzonder kenmerk van deze kleine horen merkt hij op dat deze een mens voorstelt. Hij neemt ogen waar als mensenogen en een mond vol grootspraak. De persoon die in deze horen wordt voorgesteld, is buitengewoon scherpzinnig en tevens zeer aanmatigend in zijn taalgebruik, waarbij in het bijzonder God, Christus en de gelovigen het moeten ontgelden.

Een kijkje in Gods gerechtshof

Daniël ziet verder dat “tronen” (let op het meervoud!) worden opgesteld. Een troon spreekt van regering, maar ook van rechtspraak. Aan Daniël als oudtestamentische gelovige kan op dat moment niet worden bekendgemaakt wie er op die tronen zullen plaatsnemen. Vaag worden zij aangeduid met de term “gerechtshof” (Dn 7:10). In het licht van het Nieuwe Testament weten wij wie dit zullen zijn. Het boek Openbaring laat zien dat op die tronen de gelovigen uit het Oude Testament en uit het Nieuwe Testament zullen zitten, voorgesteld in vierentwintig oudsten (Op 4:4; Op 20:4).

Daniël ziet wel dat op één bepaalde troon Iemand plaatsneemt en wel “de Oude van dagen”. ‘De Oude van dagen’ is God. Het uiterlijk en gedrag, voorgesteld in het “kleed” van deze Oude van dagen, geven aan dat Hij volmaakt rein en heilig is. Zijn Persoon straalt onberispelijke en krachtige eerbiedwaardigheid uit, wat een extra accent krijgt door “het haar van Zijn hoofd” dat er uitziet “als zuivere wol”. De beschrijving van de Oude van dagen komt overeen met die van de Heer Jezus als de Zoon des mensen (Op 1:13-15). Het is een van de vele bewijzen in de Schrift dat de Heer Jezus God is.

De kenmerken van de troon van de Oude van dagen duiden op een verterend oordeel dat wordt uitgeoefend zonder enige verzachting en zonder dat enige weerstand mogelijk is. Voor de uitvoering van het oordeel staan ontelbare engelen Hem ten dienste. Voordat het oordeel wordt uitgevoerd, worden de bewijzen van de rechtvaardigheid ervan geleverd. De boeken worden geopend. In die boeken staat feilloos genoteerd wat de aanklacht is (vgl. Op 20:12). Niemand die wordt geoordeeld, zal aanleiding hebben de reden van zijn veroordeling in twijfel te trekken en tegen te spreken. Niemand zal een weerwoord hebben (Mt 22:12).

Dat er wielen aan de troon zitten, wijzen erop dat de regering van God dynamisch is. Dat de wielen van laaiend vuur zijn, wil zeggen dat Hij de ongerechtigheid oordeelt. Hij is de handelende God. Gods regering is in beweging, een beweging die altijd vooruitgaat. God heeft een doel, daar werkt Hij altijd naartoe. Daarvoor bepaalt Hij de loop van de geschiedenis en de gebeurtenissen. Hij is Degene Die was en is, en ook Degene Die komt, waarin we Zijn handelend optreden zien (Op 1:8).

De rechtszaak spitst zich toe op “de horen” die “grote woorden” spreekt. Die grote woorden worden de reden van zijn veroordeling. Ze zijn de uiting van een totale verwerping en lastering van God. Daarom wordt het dier gedood. Let op de omschakeling van horen naar dier. Het dier en de horen stellen hetzelfde voor. De horen is de heerser, het dier is het Romeinse rijk. In de horen zien we de vertegenwoordiger van dat rijk. Nadat het dier is gedood, wordt zijn lichaam vernietigd en in de vuurzee geworpen. Dat zijn lichaam wordt vernietigd, betekent niet dat deze persoon ophoudt te bestaan. Als eerste levende wezen belandt het dier namelijk, samen met de valse profeet, in de hel (Op 19:20).

Tegelijk met dit oordeel over het dier en het vierde rijk wordt ook de heerschappij van de andere rijken weggenomen. De andere rijken bestonden niet meer als wereldrijk. Ze waren opgenomen in de volgende rijken. Dat wil zeggen dat ze niet volledig hadden opgehouden te bestaan. Ze bestonden nog als rijken, maar zonder (wereld)heerschappij. God heeft de tijd van elk rijk vastgesteld.

In de eindtijd, de tijd waarin wij leven, zien we dat deze rijken hun plaats weer op het wereldtoneel innemen. In het huidige Irak herleeft het vroegere Babylon, Iran is het vroegere Perzië en Griekenland spreekt voor zichzelf.

De Mensenzoon en Zijn heerschappij

Gespannen blijft Daniël toekijken. Hij neemt een nieuw verschijnsel waar, of beter een nieuwe verschijning Die hij omschrijft als “Iemand als een Mensenzoon”. Deze Persoon is niemand anders dan de Heer Jezus. De Heer Jezus noemt Zichzelf in de evangeliën regelmatig ‘Zoon des mensen’. Als Hij tot de Raad zegt: “Ik zeg u evenwel: van nu aan zult u de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand van de kracht en zien komen op de wolken van de hemel”, wordt dat voor de overpriesters en schriftgeleerden dé reden om Hem te veroordelen: “Hij heeft gelasterd; waarom hebben wij nog getuigen nodig? … Hij is [de] dood schuldig” (Mt 26:64-66).

Deze verdorven leidslieden van het volk weten maar al te goed dat Hij dit vers uit Daniël 7 aanhaalt (Dn 7:13). Dat betekent voor hen – en dat is terecht! – dat Hij Zichzelf tot Gods Zoon verklaart. Maar hun verdorvenheid blijkt daaruit, dat ze Hem op grond van dit getuigenis veroordelen. Dat wil zeggen dat de Heer Jezus wordt veroordeeld vanwege het afleggen van het getuigenis aangaande de waarheid van Zijn eigen Persoon.

Dat in Daniël 7 met de Mensenzoon God Zelf wordt bedoeld, zien we ook in Zijn komst “met de wolken van de hemel”. Vaak gaat in het Oude Testament de komst van God tot Zijn volk, of tot een ander volk, gepaard met wolken (Ex 13:21; Dt 33:26; Js 19:1). Dat Hij Zich bedient van en omgeeft met wolken, vergroot de indruk van Zijn majesteit.

Als dan de Zoon des mensen God Zelf is, hoe kan Hij dan tot de Oude van dagen, Die toch ontegenzeglijk ook God is, komen en uit Zijn handen het koninkrijk ontvangen? God kan toch niet tot God komen om iets te ontvangen? Hier hebben we een mysterie dat niet door menselijke logica te verklaren is. Dat heeft te maken met het onverklaarbare wonder van Christus in de heerlijkheid van Zijn Persoon sinds Hij Mens is geworden. Hij is Mens geworden, evenwel zonder op te houden God te zijn.

De evangeliën staan vol met bewijzen van de ondoorgrondelijkheid van Zijn Persoon. Een voorbeeld: Hij Die als waarachtig Mens vermoeid aan boord van een schip ligt te slapen, blijkt, als Hij wakker wordt gemaakt door bange discipelen, de waarachtige en almachtige God te zijn, Die de winden en golven met een machtwoord het zwijgen oplegt (Mk 4:38-39). De aandachtige lezer van de evangeliën zal dit voorbeeld met vele andere kunnen aanvullen. Wat dit wonder aangaande Zijn Persoon betreft, zegt de Heer Jezus: “Niemand kent de Zoon dan de Vader” (Mt 11:27a). Wat door mensen niet is te verklaren, kunnen we wel geloven en aanbidden.

Na het doden van de kleine horen, het vierde dier, en het beëindigen van de heerschappij van de andere dieren, is de weg vrij voor een totaal ander koninkrijk met een totaal andere Heerser. Het vijfde rijk en Hij Die daarover de leiding krijgt, worden aangekondigd. De Heerser over dat rijk wordt in onderscheid met alle eerdere heersers gekenmerkt door twee dingen. Hij is in de eerste plaats Iemand aan Wie God vanwege de waardigheid van Zijn Persoon heerschappij en eer en koninklijke macht geeft. Maar Hij is niet alleen waardig, Hij is in de tweede plaats ook bekwaam om over alle volken te regeren. God onderwerpt alle volken aan Hem (Ps 8:7).

Niet alleen Zijn Persoon, maar ook Zijn heerschappij heeft kenmerken die zich volledig onderscheiden van eerdere heerschappijen. Zo is Zijn heerschappij niet beperkt tot slechts een deel van de aarde, hoe groot dat deel ook zou mogen zijn, maar Hij regeert over de hele aarde én in de hemel. Hem “is gegeven alle macht in hemel en op aarde” (Mt 28:18). Een ander kenmerk van Zijn heerschappij is dat het een eeuwige heerschappij is. In de uitoefening van Zijn regering zal Hij niet falen. Niemand zal Zich tegen Hem verzetten. Daar zal ook geen enkele reden toe zijn. Zijn regering zal een weldaad zijn voor de hele wereld. In alle opzichten vormt Zijn regering een enorm contrast met elke voorgaande menselijke regering!

Copyright information for DutKingComments