Daniel 8:4

De ram en zijn optreden

In het visioen is Daniël een aandachtige toeschouwer. Hij is niet passief, maar betrokken. Dat blijkt uit de opmerking “ik sloeg mijn ogen op”. Hij ziet een ram voor het kanaal staan met twee horens. Een hoorn is een beeld van macht. Als een hoorn verbroken wordt, betekent dat het einde van de macht. Hij ziet ook dat de beide horens hoog zijn, dat er onderscheid in hoogte is, en dat de hoogte van de een ten opzichte van de ander wisselt. We hebben dat ook gezien bij de beer, die zich op zijn ene zijde opricht (Dn 7:5).

We hoeven niet te gissen naar de betekenis van de ram. In Dn 8:20 staat de uitleg: de ram met de twee horens “zijn de koningen van Medië en Perzië”. Het is één ram met twee horens. Dat stelt voor dat het één rijk is, met twee onderscheiden machten.

Over de verklaring van “de ene was hoger dan de andere, en de hoogste kwam het laatst tevoorschijn” ben ik in onzekerheid geweest. Ik heb Gerard Kramer gevraagd of hij me kon helpen. Ik ken hem als betrouwbaar en bekwaam bijbelleraar en historicus en ga vaker bij hem te rade. Uit zijn antwoord, dat mij de gevraagde duidelijkheid heeft gegeven, geef ik de verduidelijking graag door:

De Meden en de Perzen hebben eeuwenlang in hetzelfde gebied gewoond. Eerst overheersten de Meden dat gebied en later de Perzen. Maar beiden bleven er wonen; de rollen waren echter letterlijk omgedraaid. De laatste koning van de Meden, Astyages, had tot zijn verdriet alleen een dochter, genaamd Mandane. Die liet hij expres trouwen met een Pers, genaamd Cambyses, om te voorkomen dat een eventuele nakomeling (kleinzoon van hem) rechten zou kunnen laten gelden op de Medische troon. De nazaat kwam; het was de latere Cyrus – die eerst anders zou hebben geheten. Deze jongen gold als Pers – omdat zijn vader Cambyses een Pers was – en werd ook nog eens te vondeling gelegd, opdat hij niets zou weten van zijn koninklijke voorgeslacht. Toen hij echter volwassen was, kwam zijn identiteit aan het licht en kwam hij in opstand tegen zijn grootvader Astyages; hij won, en werd zo de eerste Perzische koning. Het Medische rijk was nu vervangen door het Perzische rijk.

In dit Perzische rijk, geregeerd door de Perzische koningen, konden door hen wel degelijk af en toe Medische vazalvorsten over bepaalde gebieden worden gesteld. Zo iemand was Darius de Meder. Hij ’ontving het koningschap’ op 62-jarige leeftijd, zegt Dn6:1 – volgens sommigen wijst deze uitdrukking op het ontvangen van het koningschap uit handen van een hogere instantie – in dit geval dus de Perzische koning Cyrus (=Kores). Inderdaad regeerde hij, blijkens Dn9:1, over het Babylonische deel. Kores was echter niet eerst het machtigst, maar blijvend het machtigst: hij regeerde over het hele Perzische rijk, evenals zijn opvolgers dat bleven doen. Er is daarna geen Medisch rijk meer geweest. Aan het Perzische rijk is door Alexander de Grote een einde gemaakt.

Overigens hebben de Grieken, die 100 jaar voorafgaand aan Alexander de Grote tegen de Perzen hebben gevochten, die oorlogen altijd aangeduid als de Medische oorlogen, hoewel ze tegen twee Perzische koningen hebben gevochten; wij duiden die oorlogen echter als de Perzische oorlogen aan. Ik vertel dit alleen om te laten horen dat de Meden steeds een herkenbare constante bleven in het door de Perzen overheerste rijk.

Het komt er kort gezegd op neer dat op het moment dat de Meden en Perzen de wereldheerschappij krijgen, de Perzen aan de macht zijn, met Kores aan het hoofd (Ea 1:2a). Dat is het moment waarop, om het met Daniël 7:5 te zeggen, de beer zich op zijn ene zijde opricht, of om het met Daniël 8:3 te zeggen, de ene hoorn hoger wordt dan de andere.

De ram, het Medisch-Perzische rijk, was eerst heel machtig. Het oefende zijn macht uit tegen Babel, Syrië, Griekenland en Klein-Azië in het westen, tegen de Lydiërs, Armeniërs en Scythen in het noorden en tegen Israël, Arabië, Ethiopië en Egypte in het zuiden. Zelf kwam dit rijk uit het oosten (Js 46:11a; Js 41:2). Deze drie windrichtingen met de daarin liggende gebieden zijn mogelijk de drie ribben in de muil van de beer (Dn 7:5). Zijn macht was zo groot, dat niemand kon standhouden of uit zijn macht kon bevrijden. Bij al zijn veroveringen was er geen gedachte aan God. Hij handelde slechts uit eigenbelang en leek te slagen in zijn voornemen. Hij nam toe in macht.

Copyright information for DutKingComments