Deuteronomy 1:38

De toorn van de HEERE

De reactie van de HEERE sluit aan bij de weerspannigheid van het volk. Weigeren zij het land in te gaan? De HEERE zweert in Zijn toorn dat niemand van dat geslacht erin zal komen. Van de twee uitzonderingen, Jozua en Kaleb, wordt alleen Kaleb hier genoemd. Jozua neemt een bijzondere plaats in. Hij zal Mozes als leider van het volk opvolgen. In Kaleb hebben we een ‘gewone’ Israëliet, iemand aan wie we ons kunnen spiegelen.

Zijn hart is vol van de liefde van God. Zijn naam betekent ‘van ganser harte’. Hij heeft niet gesproken over een God Die haat. Hij was overtuigd van de liefde en goedheid van God om Zijn volk in het land van de belofte in te voeren. In Jozua 14 verwijst hij naar zijn verslag over het land (Jz 14:7). Hij is er dan nog steeds vol van. Hij kende het welgevallen van de HEERE en waardeerde Gods erfdeel. Hij heeft het in bezit genomen, terwijl de anderen zijn omgekomen in de woestijn.

De liefde van God was werkzaam in zijn leven. Hij moest mee met het volk door de woestijn, maar in zijn hart werkte die liefde waardoor hij erin volhardde de HEERE na te volgen met het oog gericht op het doel. Horen wij tot het geslacht van Kaleb? Dat is zo, als ons hart gericht is op Christus, zoals het hart van Kaleb gericht was op de zegen van het land, want de zegen van het land is voor ons Christus. Als ons hart vol is van de goedheid en liefde van God door de Heilige Geest, zal ons verlangen ook zijn om de Heer volkomen na te volgen.

De Heilige Geest wordt ook ‘onderpand’ genoemd (Ef 1:14). Dat Hij het onderpand is, houdt in dat we de erfenis nog niet bezitten. Een onderpand is een soort garantie dat we in de toekomst datgene, wat we nu nog niet hebben, zullen ontvangen. Dat de Heilige Geest ‘onderpand’ wordt genoemd, heeft alleen te maken met de zekerheid dat de rest nog zal volgen. Omdat Hij ons is gegeven, kunnen we nu al van de erfenis genieten, hoewel we die nog niet daadwerkelijk in bezit kunnen nemen.

De toorn van de HEERE kwam ook op Mozes, ter wille van hen. Dat doet denken aan de Heer Jezus Die de toorn van God onderging ter wille van Zijn volk. Mozes spreekt hier niet over zijn eigen falen, maar over de aanleiding van de toorn. Die lag bij het volk. Dat gebeurde niet toen het volk de eerste keer bij de grens kwam, maar pas veertig jaar later. Het gaat Mozes niet om de chronologie, maar hij verbindt Gods toorn over zich met de toorn van God over het volk om daardoor de heiligheid van Gods oordeel te onderstrepen.

Mozes wijst op Jozua als de nieuwe aanvoerder. Jozua stond in zijn dienst. We zien hier het beeld van de Heer Jezus Die de Heilige Geest heeft gezonden, opdat Hij ons in de hele waarheid zal leiden (Jh 16:13). De Heilige Geest leidt niet de oude mens, maar de nieuwe mens, zoals Jozua niet het oude geslacht, maar het nieuwe geslacht in het land binnenbrengt.

De nieuwe generatie wordt hier aangeduid als “uw kleine kinderen” en “kinderen die nu [nog] geen goed of kwaad kennen”. Het zijn zij die nooit op eigen kracht het land zullen bereiken, die afhankelijk zijn van de hulp van anderen en die onwetend zijn. Ze zijn niet geïnformeerd over het land, maar ze willen zich erover laten onderwijzen en over de voorwaarden om er te komen en in te leven.

Zo is het ook met de dingen die God bekendmaakt: Hij doet dat aan kleine kinderen, niet aan hen die op hun verstand vertrouwen (Mt 11:25-27). De gezindheid van een kind is nodig om te kunnen genieten van de zegeningen die in de hemelse gewesten in Christus voor ons liggen.

Copyright information for DutKingComments