Deuteronomy 13:16

Collectieve verleiding

Hier betreft het een collectief kwaad. Er is sprake van “verdorven lieden” of ‘Belials-kinderen’ dat wil zeggen duivelskinderen, die een hele stad onder hun invloed hebben gekregen. Als dit andere steden ter ore komt, moeten die niet direct met zwaard en geweld op die stad afgaan, maar eerst “onderzoeken” en “grondig uitzoeken” en vervolgens “goed navragen” wat ze hebben gehoord (vgl. Dt 17:4). Zo gaat God Zelf ook te werk, bijvoorbeeld in het geval van Sodom en Gomorra (Gn 18:21).

Pas als de waarheid van wat ze hebben vernomen, is vastgesteld, dat dit kwaad inderdaad ”in uw midden”, dat wil zeggen in het midden van Gods volk, is gedaan, moet er gehandeld worden. De stad moet door alle Israëlieten worden geoordeeld en ze moeten ermee handelen alsof het een Kanaänitische stad is. Met betrekking tot de gemeente waarschuwt Paulus ook voor mannen die in het midden van gelovigen hun verderfelijke invloed willen uitoefenen (Hd 20:29-30).

In de gemeente van God bestaan geen afstanden. Of een dergelijk kwaad nu in een naburige plaatselijke gemeente gebeurt of in een plaatselijke gemeente in een ander land of werelddeel, alle gelovigen hebben de verantwoordelijkheid dit kwaad te oordelen. Het zal dan een kwaad betreffen waarover Gods Woord het duidelijke oordeel van kwaad uitspreekt.

In de praktijk zal het betekenen dat broeders uit een nabijgelegen plaatselijke gemeente onderzoek zullen doen en zullen navragen. Hun bevindingen zullen zij delen met de plaatselijke gemeente waar zij thuishoren. Als vaststaat dat de hele onderzochte plaatselijke gemeente door het kwaad is beïnvloed en men weigert dat kwaad te oordelen, zal er voor alle gelovigen met die plaatselijke gemeente geen gemeenschap meer mogelijk zijn.

Als alle leden van Gods volk op de hoogte zijn van het kwaad in die stad, moeten zij allen handelen. Een voorbeeld hebben we in Richteren 20, waar alle steden worden opgeroepen om met de stad Gibea in het gebied van Benjamin te handelen. De misdaad die in Gibea is gebeurd, vereist vergelding. Het hele volk trekt ertegen op (Ri 20:11; Dt 20:1).

Omdat dit optrekken niet in de juiste gezindheid gebeurt, moet God het volk eerst een les leren. Ze moeten zich eerst bewust worden dat het kwaad door hun ‘broeder Benjamin’ is gebeurd, dat wil zeggen in hun midden. Als dat besef doorgewerkt is, stellen zij zich niet meer op als de betere Israëlieten. Zij maken zichzelf als het ware een met het kwaad. Dan helpt de HEERE om het kwaad te straffen. Jabes blijft neutraal en stelt zich daarmee aan de kant van het kwaad en wordt geoordeeld.

Bij elk tuchtgeval in de gemeente zal het besef aanwezig moeten zijn van schaamte dat een kwaad ‘in ons midden’, in het midden van de gemeente, heeft kunnen plaatsvinden. Het kwaad van de een betekent de schande van het geheel. Elk lid van de gemeente moet zich diep bewust zijn dat dit kwaad door hem of haar zelf kan gebeuren. Het kwaad wordt niet weggedaan omdat de anderen beter zijn, maar omdat God in het midden woont en Zijn heiligheid het vereist.

Gehoorzaamheid aan dit gebod tot verdelging van de stad zal reiniging van het land en een geestelijke vernieuwing tot gevolg hebben. In Zijn barmhartigheid zal de HEERE de zonde van de ene stad niet het hele land aanrekenen, terwijl het hele land er toch door verontreinigd is. De verdelging betekent een verlies aan mensen, maar de HEERE verbindt aan deze daad van gehoorzaamheid de belofte dat Hij hen weer in aantal zal doen toenemen. Zo zal Hij Zijn belofte aan de aartsvaders aangaande vermeerdering van hun zaad, waarmaken.

In geestelijke zin is dit ook waar. Als er in trouw wordt gehandeld met zonde in de gemeente, kan de Heer dat zegenen door groei te geven als de boze is weggedaan.

Copyright information for DutKingComments