Deuteronomy 14:21

Hoe om te gaan met een dood dier

Een kadaver mag wel aan de vreemde worden gegeven of verkocht, maar een zoon van God mag het niet eten. Het vlees van een dood dier kan prima vlees zijn en hij kan een ander er een plezier mee doen, maar de normen van zonen liggen hoger. Bij een kadaver gaat het om iets wat vanzelf is gestorven. Er is geen inspanning voor nodig, er hoeft niet te worden nagedacht. Het gaat niet om een geslacht dier. Een zoon houdt zich bezig met het dier, hij kiest het uit. Hij houdt zich ook bezig met het slachten en de dood.

Als het in de wereld mode is dat vrouwen lang haar dragen, is dat op zichzelf in overeenstemming met de Bijbel. Maar de mode is geen norm voor hen die deelhebben aan het zoonschap. De werkelijke betekenis van wat we doen, ligt in het hart. Het gaat om het motief waaruit iets gedaan wordt. Doen we het omdat de mensen in de wereld het beter vinden of omdat God het wil. De norm is hoe ik de Vader zoveel mogelijk tot een welgevallen kan zijn.

Het voorschrift om het bokje niet te koken in de melk van zijn moeder komt nog twee keer in precies dezelfde bewoordingen voor (Ex 23:19; Ex 34:26). Melk is voor het leven voor dat bokje. Wat voor het leven van het bokje is, mag niet gebruikt worden in verbinding met zijn dood. Dat is tegennatuurlijk.

God bekommert zich om de natuur. Hij wil niet dat er tegennatuurlijke dingen gebeuren. Hij wil dat zonen handhaven wat Hij in de schepping, in de natuur heeft ingesteld, zoals huwelijk, gezin en werk. Hierover lezen we vooral in die brieven die ons het hoogste christelijke standpunt laten zien: de brief aan de Efeziƫrs en de brief aan de Kolossenzen. In de natuur kunnen we, als we er nog oog voor hebben, objectief onderwijs ontvangen van Gods bedoelingen (1Ko 11:14). Ook dit hoort bij de vorming van de karaktertrekken van God in Zijn zonen.

Copyright information for DutKingComments