Deuteronomy 22:15

Beschuldiging ontbreken maagdelijkheid

In de huwelijksverhouding komt het meest tot uiting hoe we handelen met het oog op de hemelse dingen. De situaties die Mozes hier schetst, zijn allemaal afwijkingen van Gods blauwdruk voor het huwelijk. Ze laten zien waartoe de mens in de meest intieme relatie in staat is. De huwelijksrelatie is een beeld van de verbinding tussen God en Zijn aardse volk Israël en ook van de verbinding tussen de Heer Jezus en de gemeente, het hemelse volk.

Er zijn praktische en geestelijke lessen te leren voor ons persoonlijk en voor de gemeente. In Dt 22:13 wordt direct al duidelijk wat de volgorde is: eerst trouwen en daarna pas echtelijke gemeenschap. Echtelijke gemeenschap kan er pas zijn, nadat man en vrouw ‘in de echt verbonden zijn’. Alle seksuele gemeenschap buiten echtelijke gemeenschap is hoererij.

In de Dt 22:13-21 doet zich het geval voor van een man die een afkeer krijgt van zijn vrouw. Hij beschuldigt haar van eerdere gemeenschap met een andere man. Het kan zijn dat de beschuldiging vals is. Dat zal blijken als de ouders van het meisje de bewijsstukken van haar onschuld kunnen overleggen. In dat geval wordt de man getuchtigd, moet hij een boete betalen en mag hij haar nooit wegzenden.

Blijkt de beschuldiging wel waar te zijn, dan moet het meisje gestenigd worden voor de deur van het huis van haar vader. Tot aan haar huwelijk is zij verbonden aan het huis van haar vader. Zij heeft dan ook in verbinding met het huis van haar vader deze schanddaad gepleegd. Dat de doodstraf moet worden voltrokken om op die manier het kwaad uit het midden van Israël weg te doen, toont wel aan hoe ernstig God deze schanddaad opneemt.

Het voorschrift in deze verzen is een bescherming tegen een valse aanklacht door de man. Het voorschrift zorgt ervoor dat een man niet uit willekeur met zijn vrouw handelt. Bij een dergelijke regeling zal hij zich er wel voor wachten zijn vrouw vals te beschuldigen.

We kunnen deze verzen toepassen op de verhouding tussen God en Zijn volk. Het gaat erom dat openbaar wordt of Zijn volk Hem trouw of ontrouw is. Voor God is dat geen vraag. Hij weet dat natuurlijk volmaakt. Voor Hem hoeft een dergelijk onderzoek niet te worden gedaan. Hij handelt zeker niet in willekeur.

De vraag is of onze geestelijke ouders – niet wijzelf – de bewijzen van onze trouw aan God kunnen overleggen of niet. Als wij ons hebben afgegeven met dingen die niet met Christus in verbinding staan, kunnen de bewijzen van onze ‘maagdelijkheid’ niet geleverd worden. Het tegendeel zal blijken. Ontrouw staat in verbinding met ons vroegere leven, zonder God en zonder Christus. Dat moet als zodanig worden erkend en worden geoordeeld. Maagdelijkheid stelt een beginsel voor dat voor iedere gelovige geldt. Het wil zeggen dat er geen gemeenschap is met personen of leringen die niet met Christus in verbinding staan (Op 14:4; 2Ko 11:2-3).

Christus zal straks tegen de valse kerk zeggen dat zij niet maagdelijk is. De valse christelijke kerk, het grote Babylon, de rooms-katholieke kerk, die zich aanmatigt de bruid van Christus te zijn, wordt “de grote hoer” en “de moeder van de hoeren” genoemd (Op 17:1; 5). De valse aanklachten tegen hen die de Heer trouw willen zijn, zullen dan blijken ongegrond te zijn. De bewijzen zullen worden geleverd.

Copyright information for DutKingComments