Deuteronomy 28:15-20

Wanneer zegen verandert in vloek

De verzen die nu volgen, vormen een groot contrast met de voorgaande verzen. Het is een aangrijpend gedeelte vol waarschuwingen. Het zijn voorzeggingen die letterlijk zijn vervuld.

De uitleg van de Schrift is drievoudig: letterlijk in de geschiedenis, profetisch in de toekomst en de geestelijke of praktische toepassing voor ons nu. Het is niet alleen voor Israël een ernstig gedeelte, maar ook voor ons. Ook dit gedeelte is tot onze lering geschreven. In Romeinen 11 horen we eenzelfde waarschuwing en voorzegging voor de christenheid (Rm 11:16-24). De christenheid heeft hetzelfde ondergaan. De vraag is: Wat doen wij met de les die dit gedeelte bevat?

In de Dt 28:16-19 wordt alles waarin het volk in de Dt 28:3-6 zal worden gezegend bij gehoorzaamheid, veranderd in een vloek bij ongehoorzaamheid. De vloek loopt parallel met de zegen. De vloek treft hen in de zegen. Dit is een indringende voorstelling van zaken. In geestelijk opzicht zien we dat bij ontrouw de zegeningen verdwijnen – dat wil zeggen het zicht daarop en het genot ervan – en dat in plaats daarvan dwaalleringen binnenkomen die het geloofsleven op alle manieren verwoesten.

Vloek van ziekte, droogte en vlucht

De plagen die in deze en de volgende verzen worden genoemd, komen niet allemaal in één keer over het volk. Elke keer dat het volk verder wegzinkt in ongehoorzaamheid, zal God andere plagen zenden om het volk tot Zich te doen terugkeren. Het verlaten van de HEERE veroorzaakt slechte daden en noodzaakt God de vloek over hen te brengen, totdat het volk verdelgd en te gronde zal zijn gegaan.

De eerste plaag die wordt genoemd is de dodelijke pest. Het resultaat is dat ze weggevaagd worden uit het land. Daaraan vooraf zal de HEERE hen slaan met zeven ziekten, waardoor ze vervolgd en te gronde gericht zullen worden. De dreiging is vreselijk, de waarschuwing indringend. God zal hun niet alleen het goede ontnemen, maar Hij, de HEERE, zal Zelf ook het kwade over hen doen komen (Dt 28:21-22).

Ziekten en plagen die uitbreken betekenen voor ons het uitbreken van zonde, valse leringen die gebracht worden, het verkeerde dat binnensluipt. Er is ook het verlies van het goede. Het genot van de zegen wordt hun ontnomen, tot God hun het land zelf ontneemt. Ze zullen dan verstoken zijn van de vruchten van het land; ze zullen er geen weet meer van hebben. Voor ons betekent het dat wij het zicht op het hemelse christendom kwijtraken evenals de plaats waar de Heer Jezus te midden van Zijn volk woont en met hen samenkomt.

In plaats van verkwikkende regen die vrucht verwekt, zal de HEERE “stuifzand en stof” laten regenen. Ongehoorzaamheid wordt beantwoord met droogte waarin geen leven aanwezig is en zelfs de belofte van leven ontbreekt. Elke hoop erop is weg.

Andere heren zullen over hen heersen. Wie belijden Gods volk te zijn, zullen geregeerd worden door het vlees en het eigen denken. Ze zullen ervaren: “Als u naar [het] vlees leeft, zult u sterven” (Rm 8:13a). Er wordt niet meer gevraagd naar wat God belangrijk vindt, maar er wordt gedaan naar wat de eigen genoegens bevredigt. De lijken, de dode lichamen, de lichamen zonder geest, zijn een prooi voor het gevogelte van de hemel en de wilde dieren, dat wil zeggen van demonische machten.

Copyright information for DutKingComments