Deuteronomy 31:16-19

De afval van Israël voorzegd

De dagen van Mozes zijn door de HEERE geteld (Jb 14:5). Nu gaat Hij de opvolging van Mozes door Jozua bevestigen. Mozes heeft Jozua al openlijk als zijn opvolger geroepen (Nm 27:22-23) en aangesteld (Dt 31:7). Mozes en Jozua gaan samen in “de tent van ontmoeting” ofwel “de tent der samenkomst” staan. Dan verschijnt de HEERE aan hen in de wolkkolom. Dit is de enige verschijning in dit boek. Het is ook de enige keer dat de tent van ontmoeting ofwel de tent der samenkomst wordt genoemd.

Echt leiderschap begint altijd met een bijzondere blik op de Heer Jezus, in het heiligdom, dicht bij de Heer. Daarna pas kunnen leiders naar buiten gaan om de hun opgedragen taak te verrichten. Als ze diep onder de indruk zijn van de heerlijkheid van de Heer, zullen ze het volk in de juiste gezindheid als leiders dienen.

Wat de HEERE vertelt, is niet bemoedigend. Onomwonden voorzegt Hij dat het volk van Hem zal afwijken. Hij spreekt niet over de mogelijkheid daartoe, maar stelt het als zekerheid. Na de indruk van Zijn heerlijkheid geeft Hij het volk nu een grondige indruk van wie het is. Beide indrukken zijn noodzakelijk, wil er op de juiste manier gediend kunnen worden. Iets dergelijks zien we als Elia zijn opvolger Elisa bij de hand neemt en hem langs enkele plaatsen voert (2Kn 2:1-11). Bij elke plaats staan ze stil. Dat is om enerzijds onder de indruk te komen van Gods visie daarop en anderzijds onder de indruk te komen van wat de mens ervan heeft gemaakt.

Op zeker moment zal het volk zien dat de rampen hen treffen omdat de HEERE niet in hun midden is. God zal Zich dan nog voor hen blijven verbergen, want hun gemis van God is nog geen echte bekering. De HEERE verbergt Zijn aangezicht voor hen door het terugtrekken uit de tempel van het symbool van Zijn gunst en bescherming, de sjechinah, de wolk als de woning van Zijn heerlijkheid (Ez 9:3a; Ez 10:18-19; Ez 11:22-23). Die is niet teruggekeerd in de herbouwde tempel in de dagen van Ezra. Dat zal pas gebeuren als het volk, dat wil zeggen een overblijfsel, zich zal hebben bekeerd.

Mozes moet een lied tot lering schrijven

Na het boek van de wet komt het lied. Dit is het lied dat in Deuteronomium 32 opgeschreven staat. Het boek en het lied vormen een prachtig geheel: Gods raad vervat in Zijn boek en Zijn wegen van waarschuwing en genade vervat in het lied. Het is een droevig lied dat blij eindigt met de triomf van Gods genade. Kun je een lied maken over het verval en de treurige geschiedenis van Gods volk? Ja, dat kan, want het loopt uiteindelijk goed af door de genade van God.

Mozes leert het volk het lied. Hij onderwijst hun de inhoud ervan, hij vertelt hun wat het betekent. Hij laat het hen steeds herhalen, zodat het diep in het geheugen gegrift wordt. Een nationaal lied heeft een machtige invloed op de diepste gevoelens van een volk. Een lied kan uit het hoofd geleerd worden en aan de kinderen worden geleerd. De inhoud van de leer van Gods Woord kan door middel van een lied worden doorgegeven (Ko 3:16). Deze, door mensen gemaakte, liederen moeten wel getoetst worden aan de Schrift.

Na de opdracht tot het opschrijven van het lied zegt God, zoals alleen Hij dat kan doen, in één vers (Dt 31:20) wat Hij zal doen en wat het volk zal doen. Hij vervult Zijn belofte en brengt hen in het genot van de zegen, maar het volk wendt zich tot andere goden en versmaadt Hem.

Hij kent hun gezindheid. Hun hart is voor Hem een geopend boek (Hb 4:13). Daarom is het des te treffender dat Hij Mozes een lied laat schrijven. Daarin worden het afvallige handelen van het volk en Gods genadige handelen bezongen. Voor dit genadige handelen heeft God wel een rechtvaardige grondslag nodig. Die heeft Hij gevonden in Zijn Zoon.

Na de voorzegging van het afwijken van het volk is het nodig Jozua opnieuw te bemoedigen (Dt 31:23). Ditmaal doet de HEERE dat Zelf. Als jonge mensen in de samenkomst veel zwakheid en falen zien van oudere gelovigen die een voorbeeld behoren te zijn, is het nodig dat zij hun kracht in de Heer zoeken en niet opgeven. In een tijd van verval spoort Paulus zijn kind in het geloof, Timotheüs, aan: ”Jij dan, mijn kind, sterk je in de genade die in Christus Jezus is” (2Tm 2:1).

Opnieuw volgt op de bemoediging van Jozua een aanwijzing met betrekking tot het boek. Mozes geeft opdracht het boek te leggen bij de ark van het verbond. Dat bepaalt ons bij Gods trouw aan Zijn verbond. Als Mozes spreekt over hun opstandigheid, spreekt hij er niet over dat zij dat tegen hem zijn geweest, maar tegen de HEERE. Wat de HEERE wordt aangedaan, weegt voor hem zwaarder dan wat hem zelf wordt aangedaan.

Mozes is er klaar voor om de woorden van het lied dat de HEERE hem in de mond legt, uit te spreken. Hij roept alle oudsten en opzieners bij zich. Hij neemt de hemel en de aarde tot getuigen tegen hen. Mogelijk worden daarmee de bewoners van hemel en aarde bedoeld, engelen en mensen, die allen zullen instemmen met de waarheid die in dit lied tot uitdrukking wordt gebracht.

Het is ook mogelijk dat hemel en aarde hier als personen worden voorgesteld. Hemel en aarde worden door Gods Woord in stand gehouden en naar het doel gevoerd dat Hij ermee heeft (Hb 1:3). Ze verzetten zich niet daartegen (Ps 119:89-91). De schepping spreekt een vermanende taal voor ieder die ongehoorzaam is aan Gods geboden (Jb 20:27). Zie ook Psalm 19 waar Gods schepping en Gods Woord beide getuigen van Gods majesteit (Ps 19:1-12).

De woorden die Mozes in Dt 31:29 spreekt, vertonen een opmerkelijke verwantschap met de woorden van Paulus in zijn afscheidsrede tot de oudsten in Efeze: “Ik weet, dat na mijn vertrek wrede wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet sparen” (Hd 20:29). Mozes en Paulus tonen beiden in hun afscheidsrede inzicht in de ware toestand van het volk waaraan zij hun leven hebben gewijd. Zij spreken profetische woorden met het oog op de ontwikkelingen van dat volk na hun heengaan die in beide gevallen waarheid zijn gebleken.

Copyright information for DutKingComments