Ecclesiastes 11:2

Blijf ijverig en volhardend werken

Met Prediker 11 begint de Prediker aan zijn slotbetoog. Hij heeft zijn thema, dat het menselijk zwoegen op aarde geen blijvende waarde heeft, afgerond en is toe aan enkele praktische conclusies. Een ervan is dat ondanks de afwezigheid van blijvende waarde van hard werken er aan hard werken wel degelijk loon verbonden is en er voldoening in te vinden is. Daarom spoort hij aan tot hard en volhardend werken.

In Pr 11:1 roept de Prediker op tot een handeling die op het eerste gezicht niet logisch is en zelfs op verkwisting lijkt. De bedoeling is dat we onze middelen, “brood”, met kracht moeten inzetten, “werp”, zonder dat we daarvan direct resultaat zien, maar wel met de verwachting dat het komt, “na vele dagen zult u het vinden”. Aan dit vers kunnen we ook het volgende gezegde verbinden: de kost gaat voor de baat uit. Je moet eerst investeren om op resultaat te kunnen hopen. Waag je niet, dan win je ook niet.

Het resultaat van een actie of handeling kan onzeker zijn, maar het is beslist geen gok. Zo kan kapitaal ingezet worden in de handel, maar het moet wel met overleg gebeuren. We moeten onze capaciteiten inzetten en mogen rekenen op toekomstige beloning. Het element van geduld is ook nadrukkelijk aanwezig, “na vele dagen”, en noodzakelijk om rekening mee te houden. Bij alle gevallen is het belangrijk dat God rekenschap zal vragen van onze daden.

Wie wijs is, vertrouwt op de Schepper en Bestuurder van alle dingen en houdt rekening met de toekomst en het hiernamaals. Daarom gebruikt Salomo het beeld van de zaaier, die zich niet bezighoudt met het hier-en-nu, maar met de toekomst. De zaaier zaait in geloof de korrels en verwacht dat ze zullen groeien tot een oogst, met brood als eindresultaat. Hij houdt de korrels niet voor zichzelf.

De dwaas ziet hoe onzeker alles is en probeert zoveel mogelijk van zijn bezit zeker te stellen en te beveiligen. De wijze ziet hetzelfde en dat brengt hem tot een tegengesteld handelen. Hij stelt zijn hoop niet op de onzekerheid van de rijkdom. Hij geeft ervan weg (1Tm 6:17) in plaats van op te potten wat hij toch niet kan houden.

Geestelijk toegepast kunnen we zeggen dat we voedsel voor de wereld hebben, namelijk de Heer Jezus als het brood van het leven (Jh 6:22-59). Strooi het maar uit. Werp het brood maar op het water als gratis verkrijgbaar (Js 55:1). Zaai het zaad van het evangelie. Het water stelt volken voor (Op 17:15). We kunnen hongerige mensen te eten geven zonder erbij na te denken of het wel resultaat zal hebben. We zullen het vinden na vele dagen. We zaaien in geloof.

Het brood dat uitgeworpen wordt, is de tarwe (Jb 28:5; Js 28:28). Als de akkers nat zijn van de regen, wordt de tarwe erop uitgezaaid. Het brood kan ook alles wat de mens nodig heeft om van te leven voorstellen. Wat de Heer ons heeft toevertrouwd, heeft Hij ons in de eerste plaats toevertrouwd om daarvan uit te strooien (2Ko 9:10). We moeten eerst uitstrooien, daarna krijgen wij wat we nodig hebben. We mogen van wat we hebben, uitdelen aan de armen (Dt 15:10-11). Alles wat we voor een ander doen in de Naam van de Heer, zal ons worden vergolden in de opstanding van de rechtvaardigen (Lk 14:14; Mt 10:42; Gl 6:9).

Het gaat er ook om dat er royaal wordt uitgestrooid en op veel plaatsen, dat wil zeggen in veel harten en levens. We moeten ons hart en bezit openstellen voor hen die in materieel of in geestelijk opzicht behoeftig zijn. We moeten niet spaarzaam zaaien, want de oogst is evenredig aan de hoeveelheid uitgezaaid zaad (2Ko 9:6).

Pr 11:2 zegt dat we met de nodige voorzichtigheid te werk moeten gaan. De Prediker adviseert om niet alles op één kaart te zetten of niet alles aan één spijker op te hangen. Hij stelt voor om meerdere ijzers in het vuur te doen, ofwel over verschillende projecten te verdelen wat je te investeren hebt. Verspreid je risico’s, want je weet maar nooit “welk kwaad er over de aarde komen zal”, wat wil zeggen dat je nooit weet wat voor tegenslagen je kunnen treffen.

Zeven is het getal van volkomenheid. Misschien staat je een bepaald werk of een groep mensen duidelijk voor de aandacht. Daaraan mag je je volkomen wijden. Wees ook niet bang om met een nieuwe groep te beginnen of een nieuw werk aan te vangen. Daar spreekt het getal acht van. Acht wijst op een nieuw begin nadat een volkomen periode is afgesloten. Zo heeft een week zeven dagen. Als de week is afgelopen begint een nieuwe week, maar je kunt ook zeggen dat er een achtste dag volgt.

De Prediker wist niet “welk kwaad er over de aarde komen zal”, maar wij weten het wel. Wij weten dat het oordeel voor de deur staat. Het oordeel komt over de wereld, want “de hele wereld” ligt “in het boze” (1Jh 5:19). Daarom komt Christus binnenkort om de wereld te oordelen. “Zie, de Rechter staat voor de deur” (Jk 5:9b).

In dit vers zit een aspect van enthousiasme. Het verdelen “in zevenen” of zelfs “in achten” gebeurt niet angstig, maar vol goede moed en met gespannen verwachting van de opbrengst. Het gaat om een zo breed mogelijke investering, al naar gelang de middelen dat toelaten. Deze zaak dringt, “de tijd is kort” (1Ko 7:29), omdat we niet weten wat de toekomst brengt en of deze mogelijkheden om op aarde te handelen er morgen nog zullen zijn.

Pr 11:3 sluit aan op de laatste woorden van Pr 11:2. De Prediker geeft met zijn voorbeelden van de door God gegeven natuurwetten aan dat we er rekening mee moeten houden dat het kwaad een keer komt. Zo zeker als wolken die vol zijn met water regen uitgieten op de aarde, zo zeker is het dat Gods oordeel komt als de maat van de ongerechtigheid vol is.

We weten ook niet wanneer het leven van iemand wordt afgesneden. We weten wel dat op het moment dat het leven is afgesneden, er geen mogelijkheid meer is om in de situatie die dan is ontstaan, verandering aan te brengen. Het is ermee als met een boom die is omgehakt en gevallen is. De boom is afgesneden van de bron van het leven, van zijn wortels die de sappen uit de grond trekken. Ter plaatse waar de boom valt, daar blijft hij liggen. Het leven is voorbij en verandering is niet meer mogelijk.

In Pr 11:4 wijst de Prediker erop dat we zijn advies over voorzichtigheid met het nemen van risico’s (Pr 11:2) ook weer niet moeten overdrijven. We moeten niet met de armen over elkaar gaan zitten om eindeloos na te denken over en ons te bezinnen op de mogelijkheden of onmogelijkheden. De ideale omstandigheden die, naar onze mening, nodig zijn om te handelen, zullen zich bijna nooit voordoen. De boer die wacht op de ideale weersomstandigheden, zal nooit zaaien en ook nooit oogsten.

We kunnen dit geestelijk toepassen op wat Paulus tegen Timotheüs zegt als het gaat om de prediking van het Woord: “Houd aan gelegen en ongelegen” (2Tm 4:2). Dat geldt ook voor ons. Of het ons nu uitkomt of niet uitkomt, of dat het de ander nu uitkomt of niet uitkomt, laten we aanhouden met het prediken van het Woord. We moeten vaak werken zonder dat we weten wat het in de toekomst uitwerkt. Deze onduidelijkheid mag ons er niet van weerhouden bezig te zijn.

Een christen die niet uit is op het winnen van zielen voor Christus, hetzij die van ongelovigen, hetzij die van gelovigen, verzaakt zijn taak. Zo verzaakt ook een plaatselijke gemeente haar taak als ze niet uit is op het winnen van zielen voor Christus en het verbinden van de zielen aan Christus. In beide gevallen zal zelfonderzoek in het licht van Gods Woord nuttig zijn. Ook kan er eens worden nagegaan of en hoe er in het persoonlijke en gemeenschappelijke gebed een plaats wordt ingeruimd voor de verkondiging van het evangelie in de ruimste zin van het woord.

Het is een van de taken waarvoor we nog op aarde zijn gelaten. Laten we het ons niet te gemakkelijk maken op aarde. We worden omgeven door luxe en zitten te midden van alle weldaad op ons gemak met de armen over elkaar, terwijl zoveel mensen om ons heen op weg zijn naar de plaats van de eeuwige pijn.

Door de voorbeelden die de Prediker in Pr 11:5 gebruikt, wil hij ons ervan doordringen dat wij God in Zijn werk niet kunnen narekenen en zeker niet kunnen aansturen. Als het gaat om “het werk van God, Die alles maakt”, kunnen wij alleen de resultaten ervan zien, maar niet nagaan hoe Hij te werk is gegaan. Dat besef moet ons aansporen hard en volhardend te werken in het vertrouwen dat God voor het resultaat zorgt. Het zal ons er tevens voor bewaren dat we de afwachtende, passieve houding van Pr 11:4 zouden aannemen.

De Prediker verbindt de wind en de ontwikkeling van een kind in de baarmoeder aan elkaar. De wind is in zijn bewegingen niet door ons te controleren. Evenmin weten wij hoe een geboorte tot stand komt. De Heer Jezus gebruikt dit beeld in verbinding met de nieuwe geboorte. Hij zegt tegen Nicodémus: “De wind waait waarheen hij wil en u hoort zijn geluid, maar u weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heengaat” (Jh 3:8). De Heer verbindt daaraan het werk van de Geest in het tot stand brengen van een nieuwe geboorte in een ongelovige (Jh 3:7; 9).

Wij zien alleen het resultaat. Wij weten niet hoe God, wat wij doen, gaat gebruiken; wij weten niet op welke manier Hij te werk gaat in de zielen van de mensen die wij aanspreken over Christus. “God, Die alles maakt”, brengt die nieuwe schepping tot stand. Alles is uit God. Het zaad van het Woord van God bewerkt de nieuwe geboorte (1Pt 1:23).

Het leven van een baby begint in verborgenheid met de conceptie, met vervolgens de prenatale groei en gaat verder met het mysterie van de werking van het totale plan van God in de moederschoot. Dit is precies de toepassing van de Leraar in Johannes 3 van het plan van God (Jh 3:3-9). Het illustreert ook het hele thema van dit boek Prediker. Wij kunnen niet alle manieren begrijpen waarop God aan Zijn plan werkt, maar we kunnen Gods regels op het dagelijks leven toepassen en zo helpen om Zijn bedoeling met een nieuwe geboorte te vervullen.

Pr 11:6 stelt als conclusie dat we ijverig en volhardend bezig moeten zijn met ons werk, van de vroege morgen tot de late avond. Juist omdat wij volstrekt onzeker zijn van de toekomst, moeten wij ons met al onze energie aan onze taak wijden. Wij weten nu eenmaal niet of het ene werk of juist het andere werk zal slagen. Misschien zijn beide werken wel succesvol. We mogen werken en het resultaat aan God overlaten.

Bij “zaai uw zaad in de morgen en trek uw hand in de avond niet terug” kunnen we er in de geestelijke toepassing aan denken dat wij van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, de hele dag, als evangelist bezig mogen zijn. Of we nu op school zitten of op ons werk zijn of thuis, onze hele instelling behoort te zijn: Christus uitleven in alles wat we doen. Wat zal daar een getuigenis van uitgaan, vaak zonder woorden.

“In de morgen” en “in de avond” kunnen we ook toepassen op onze levensjaren. De morgen van het leven ziet dan op de periode van onze jeugd en de avond wijst op de tijd dat we oud geworden zijn. Dit werk moet doorgaan, onafhankelijk van onze leeftijd. Er is geen pensionering voor de dienaar van God. Zijn of haar werk zal misschien wat anders worden naarmate de jaren vorderen, maar “trek uw hand … niet terug”. Zaaien, doorgaan, dat is de opdracht. Paulus is daarvan diep doordrongen en zegt: “Wee mij als ik het evangelie niet verkondig” (1Ko 9:16).

In het laatste deel van het vers, “u weet immers niet, of dit zal slagen of dat, of dat het allebei goed zal zijn”, ligt een grote bemoediging. Er staat niet dat iets niet goed is. Integendeel, het is: of dit is goed, of dat is goed, of allebei is goed. Het wordt hier zo bezien, dat wij ieder op onze eigen manier in ons leven dit ’zaaiwerk’ mogen doen. Daarin ligt de bemoediging voor ons. Als we op deze manier bezig zijn, zijn we goed bezig. Het resultaat ervan ligt in Gods hand en Hij zal dat aan ons laten zien op Zijn tijd.

Copyright information for DutKingComments