Ecclesiastes 3:17

Op de plaats van recht is goddeloosheid

De Prediker gaat verder met zijn waarnemingen en ziet iets anders, een nieuw probleem van het leven. Dat probleem is de “goddeloosheid” en het “onrecht” dat overal op aarde gebeurt en wel speciaal “op de plaats van het recht” en “op de plaats van de gerechtigheid”, dat zijn de plaatsen waar men de handhaving van recht en gerechtigheid zou mogen verwachten (Pr 3:16).

Hij heeft van de verdraaiing van het recht concrete voorbeelden gezien, zoals onderdrukkende heersers, onrechtvaardige rechters en godsdienstige huichelarij in rechtbanken waar recht moet worden gesproken. Hetzelfde heeft hij gezien in wereldlijke of geestelijke raadskamers waar de wet van de Goddelijke gerechtigheid moet gelden. Daar zijn de mensen zelfzuchtig en ambitieus. Het grootste onrecht op de plaats van het recht is het proces tegen de Heer Jezus.

De hele wereld is een plaats waar in plaats van recht goddeloosheid gebeurt. Je kunt menen een goed artikel te hebben gekocht, maar je bent bedrogen. Weg zijn je zuurverdiende centen. Zo had iemand een artikel via Marktplaats.nl gekocht. Het adres waar hij het artikel kon ophalen, was het adres waar ik in Middelburg woon. Op een zondag, toen wij uit de samenkomst kwamen, zat hij in onze voortuin. Hij was uit Amsterdam komen rijden om zijn gekochte artikel op te halen. Dat kon ik hem uiteraard niet geven. [Ik heb hem wel iets anders aangeboden: een kop koffie en het evangelie. Helaas, hij wenste geen van beide.] Andere voorbeelden zijn dat je door onrecht je verdiende promotie niet krijgt of dat je bedrijf wordt weggeconcurreerd door maffiapraktijken. De hele wereld is een plaats van goddeloosheid en onrecht.

Wat zouden we graag een wereld hebben waar het kwaad direct en rechtvaardig gestraft en het goede direct en rechtvaardig beloond zou worden. We zullen ons echter moeten verzoenen met de realiteit dat dit – tot de komst van Christus naar de aarde – een utopie is. Dat brengt ons tot de vraag hoe we met het aanwezige onrecht moeten omgaan, hoe we daarop moeten reageren. Op die vraag willen we graag een antwoord. Het onderzoek van de Prediker helpt ons bij het zoeken naar dat antwoord.

Na het onrecht dat hij heeft “gezien onder de zon”, volgt in Pr 3:17 weer zijn commentaar, dat hij begint met “ik zei”. Het is wel in de vorm van een overweging, want hij zegt het ‘in zijn hart’. In zijn overweging, die als het ware automatisch in zijn hart opkomt bij het zien van het onrecht, neemt hij zijn toevlucht tot God en wel als de rechtvaardige Rechter. God zal in de toekomst de ongerechtigheid oordelen. Dit oordeel betreft zowel de overleggingen, “elk voornemen”, als de daden, “elk werk”. Het oordeel van God beperkt zich niet tot het uitspreken van de veroordeling, maar betekent ook het voltrekken van het vonnis.

De gedachte dat er ook aan het onrecht een tijdslimiet is gesteld en dat God die limiet bepaalt, is een troost bij het zien van alle onrecht in de wereld (Gn 18:25; Ps 73:17). Wij kunnen niets aan dat onrecht veranderen, maar God heeft voor alles een tijd bepaald (Pr 3:1-8). God heeft ook een tijd, een dag, bepaald waarop Hij zal oordelen (Hd 17:31; Ps 37:13). Elke onrechtvaardige rechtszaak zal voor de rechterstoel van Christus heropend en herzien worden. Een andere “Rechter staat voor de deur” (Jk 5:8), dat is Christus. Hij zal volmaakt rechtspreken.

Copyright information for DutKingComments