Ecclesiastes 6:10

De mens is slechts een mens

God kent het begin van ieder mens (Js 46:9-10), ook zijn naam en karakter (Pr 6:10). Zijn naam, zijn identiteit, is hem door God gegeven (vgl. Js 40:26). Het geven van een naam aan iemand of iets betekent dat iemand het gezag heeft om dat te doen. Zo noemde God “het licht dag en de duisternis noemde Hij nacht” (Gn 1:5). Een naam brengt de natuur van iets tot uitdrukking (Gn 2:19).

Van de mens “is bekend dat hij een mens is”. De mens moet weten dat hij een zwak schepsel is (vgl. Ps 9:21b) en niet de sterke God (Js 31:3). Hij moet weten dat het onbegonnen werk is om tegen God in het geding te treden of Hem ter verantwoording te roepen. Het is dwaasheid daaraan te beginnen, want hij moet het altijd “tegen Hem Die sterker is dan hij” afleggen (Jb 23:13; Jb 33:12). Het kan ook zijn dat met ‘hem die sterker is dan hij’ de dood wordt bedoeld.

Hij kan niets veranderen aan wat God van hem heeft gemaakt, het karakter dat Hij hem heeft gegeven (Jr 1:5). Dat te accepteren is het meest wezenlijke om te functioneren zoals God het heeft bedoeld. Dat geeft ook de volle zin aan het leven. Het heeft geen zin daarover met God te twisten, hoewel God het toelaat wanneer we dat doen, zoals bij Job, om ons daardoor nog rijkere lessen te leren.

De mens is echter niet geneigd te accepteren wat God van hem heeft gemaakt. Hij waagt het om vanwege het minste of geringste tegen God, de Almachtige, uit te varen en Hem Zijn recht op het bestuur van alle dingen te betwisten. Als een leeghoofd moppert hij op God en scheldt Hem uit en dat terwijl hij de ellende, zijn aftakeling en zijn sterfelijkheid waarin hij zit, aan zichzelf, aan zijn eigen zonden, te wijten heeft. Al is een man een nog zo grote bekendheid, al is hij nog zo rijk, toch is het algemeen bekend dat hij slechts een mens is, gemaakt uit het stof, en daardoor zwak en broos.

Hij is, omdat hij mens is, onderworpen aan tal van rampen. Het voorkomen daarvan ligt volkomen buiten zijn vermogen, ondanks al zijn angstige inspanningen en zorgen daartoe. Zijn macht en rijkdom kan hij niet inzetten om zijn wil uit te voeren om de rampen van zich af te werpen wanneer ze hem hebben getroffen. Hoewel een man beroemd kan worden, is het bekend dat hij slechts een mens is die in het niet verzinkt bij Hem Die sterker is, wat betekent dat hij de gebeurtenissen niet kan besturen, want dat kan alleen de Sterkere, God.

Er zijn zoveel zaken in het leven van de mens die vluchtig, voorbijgaand zijn (Pr 6:11). Wat leveren zulke zaken hem nu eigenlijk werkelijk op? Ze baten hem niets, ze brengen hem geen enkel voordeel. Woorden van mensen veranderen de wereld niet, ze maken de leegheid alleen maar groter. Luister maar naar de talloze holle woorden van veel politici. De ferme taal die wordt geuit om het kwaad in welke vorm dan ook de kop in te drukken, wordt steeds meelijwekkender.

Het doet denken aan de spreuk dat een spreekwoord in de mond van dwazen is als de benen van een verlamde die slap neerhangen (Sp 26:7). Je ziet het voor je: de ferme woorden sijpelen als krachteloos speeksel uit de mond van de spreker, zakken langs zijn kin naar beneden en maken zijn keurige colbert vies. Alleen het levend en krachtig Woord van God is in staat om een verandering ten goede te bewerken.

Niemand weet wat in dit leven goed is voor de mens, alleen God, maar Die staat in dit boek buitenspel omdat de Prediker alles alleen onder de zon beziet (Pr 6:12). Zullen er dagen van voorspoed of van tegenspoed, van winst of van verlies, van overvloed of van gebrek komen? De mens weet het niet, want hij brengt zijn dagen door als een schaduw, dat wil zeggen alsof hij geen werkelijk bestaan heeft.

Hij heeft de loop van zijn leven niet in de hand en kan het leven niet naar zijn hand zetten. Zijn leven wordt gerekend in een aantal “dagen”, die worden gezien als “vluchtig” en doorgebracht als “een schaduw”. Deze beschrijving laat wel zien hoe gering de mens is. Dit is de realiteit van het leven als het los van God wordt geleefd, want leven heeft alleen zin en betekenis in verbinding met Hem.

Zonder met God rekening te houden weet de mens niets van de waarde van het leven en heeft hij geen enkele kennis van wat er na hem zal zijn, laat staan dat hij er zekerheid over zou hebben. Het leven na hem kan hij niet in een plan vatten. Zonder God kan hij prognoses maken, die op zijn best geen andere basis hebben dan eerder opgedane ervaringen. Tegelijk zal ook de ervaring zijn opgedaan, hoe waardeloos die prognoses vaak gebleken zijn. Met de verandering van mensen verandert ook de kijk op het leven.

God weet vanaf het begin wat er gaat gebeuren en Hij weet wat er na het leven van een mens op aarde voor hem zal zijn. Alleen God weet wat er na dit leven zal zijn, en ook ieder aan wie God het openbaart, weet het.

Copyright information for DutKingComments