Exodus 12:48-49

Wie het Pascha mogen eten

Het toezicht op wie van het Pascha mogen eten is een verantwoordelijkheid van het hele volk. Niemand mag het eten die niet achter het bloed heeft geschuild. Het Pascha is alleen voor de leden van Gods volk. Een lid van het volk is of wordt iemand die besneden is.

De besnijdenis stelt het oordeel over het vlees voor dat Christus aan het kruis onderging (Ko 2:11). Praktisch betekent het dat alles van de oude mens in de dood moet worden gebracht, waardoor wat van het zondige vlees is, geen kans krijgt zich te uiten. Wie niet besneden is, mag er niet van eten. Wie zonde in zijn leven laat bestaan, mag niet aan het avondmaal deelnemen.

Het Pascha wordt gegeten in één huis. Dat kunnen we toepassen op de gemeente als een geheel en als een huis. De gemeente is het huis van God (1Tm 3:15). Het avondmaal is ook een eenheidsmaaltijd (1Ko 10:17). In de viering ervan wordt de eenheid van de gemeente tot uitdrukking gebracht.

Al met al wordt duidelijk dat aan deze maaltijd alleen zij kunnen deelnemen die door bekering en geloof deel uitmaken van de gemeente van God en de zonde in hun leven oordelen. Het toezicht daarop is een verantwoordelijkheid van de hele plaatselijke gemeente.

In Ex 12:46 zien we een extra bewijs dat het paaslam naar de Heer Jezus verwijst. De woorden “u mag er geen been van breken”, worden in Johannes 19 aangehaald in verbinding met Christus aan het kruis (Jh 19:32-33; 36). In Hem is dit voorschrift vervuld.

Copyright information for DutKingComments