Exodus 14:16-22

Wat de HEERE gaat doen

De HEERE vraagt aan Mozes waarom hij tot Hem roept. Dat is toch niet nodig? Het volk hoeft toch niet bang te zijn voor de vijand? Hij heeft hen immers uitgevoerd. Zal Hij hen dan niet verder leiden? Toch komt Hij in Zijn genade aan het geroep van Zijn volk tegemoet en zegt wat ze moeten doen. Zij moeten in geloof verder trekken alsof er geen zee bestaat. De HEERE stuurt Mozes, als een beeld van de Heer Jezus, voor hen uit. Mozes moet de weg banen met zijn kracht waarvan zijn staf een symbool is.

De Heer Jezus is voor ons in de dood gegaan. Hij heeft het oordeel gedragen voor ons. Daardoor kunnen wij, in Hem geborgen, door de dood heengaan. Wij zijn met Hem gestorven en daardoor is voor ons de dood van zijn kracht beroofd. Daardoor zijn wij voor de zonde gestorven, zodat de zonde geen zeggenschap meer over ons heeft (Rm 6:5-12).

De zonde is in de wereld gekomen door de ongehoorzaamheid van de mens. De macht van de zonde is verbroken door de gehoorzaamheid van de ene Mens, Jezus Christus. In de drie uren van duisternis aan het kruis is Hij tot zonde gemaakt. In dit dieptepunt van het lijden is ook Zijn verheerlijking van God het grootst. God is verheerlijkt ten aanzien van de zonde door er op deze wijze mee te handelen. God heeft de zonde niet gewild. Nu de zonde gekomen is, gebruikt Hij de zonde om aan Zijn verheerlijking mee te werken.

De HEERE beschermt Zijn volk

De Engel van God neemt een andere plaats in. Hij neemt steeds die plaats in ten opzichte van Zijn volk die op dat moment nodig is. Van Leidsman verandert Hij in Wachter. Hij Die hun voorhoede is, is ook hun achterhoede: “Uw gerechtigheid zal voor u uit gaan [en] de heerlijkheid van de HEERE zal uw achterhoede zijn” (Js 58:8b). Terwijl God de vijanden van Zijn volk gaat oordelen, beschermt Hij Zijn volk met Zijn heerlijkheid. Wat voor Zijn volk dient tot bescherming, betekent het oordeel voor Zijn vijanden.

Deze twee kanten zijn er ook aan het evangelie: “Want wij zijn voor God een welriekende reuk van Christus in hen die behouden worden en in hen die verloren gaan; voor de laatsten wel een reuk uit [de] dood tot [de] dood, maar voor de eersten een reuk uit [het] leven tot [het] leven” (2Ko 2:15-16).

Het pad door de zee

Door Gods kracht komt er een pad door de zee (Jb 26:12) en “door [het] geloof gingen zij door de Rode Zee als door een droog land” (Hb 11:29a; Ps 66:6). We zien Gods almachtige kracht in de natuur. Hij splijt de wateren. Hij doet dat door middel van “een krachtige oostenwind”. De elementen van de natuur staan onder Zijn gezag en gehoorzamen Hem in wat Hij hun gebiedt.

In de eindtijd, als het volk in de grote verdrukking eenzelfde beproeving van het geloof zal ondergaan, zullen ze ook eenzelfde verlossing beleven: “Maar nu, zo zegt de HEERE, uw Schepper, Jakob, uw Formeerder, Israël: Wees niet bevreesd, want Ik heb u verlost, Ik heb u bij uw naam geroepen, u bent van Mij. Wanneer u zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, door rivieren, zij zullen u niet overspoelen. Wanneer u door het vuur zult gaan, zult u niet verbranden, geen vlam zal u aansteken. Want Ik ben de HEERE, uw God, de Heilige van Israël, uw Heiland” (Js 43:1-3).

Copyright information for DutKingComments