Exodus 16:13-21

Kwartels en manna

Zoals God heeft beloofd, zo gebeurt het. Hij laat “vlees op hen regenen als stof en gevleugelde vogels als zand van de zee” (Ps 78:27). God geeft twee keer kwartels aan Zijn volk als vlees te eten: hier en in Numeri 11. Het zijn vogels die zich door de wind laten meevoeren (Nm 11:31) en gemakkelijk te vangen zijn. Ze worden genoemd in verbinding met het manna (Ps 105:40).

Het volk krijgt eerst de kwartels in de avond en daarna de volgende morgen het manna. In de kwartels is het beeld te zien dat we ons voeden met de dood van een Ander. De Heer Jezus spreekt erover in Johannes 6 in samenhang met het manna, dat we niet alleen Zijn vlees moeten eten, maar ook Zijn bloed moeten drinken (Jh 6:51-56). Dat ziet erop dat we ons voeden met Zijn dood.

Het manna stelt Christus voor in Zijn vernedering op aarde, in Zijn leven op aarde. We kunnen ons alleen met Zijn leven bezighouden als we ons eerst met Zijn dood hebben gevoed, ons eerst hebben vereenzelvigd met Hem als Degene Die voor ons gestorven is.

Enkele kenmerken van het manna als een beeld van de Heer Jezus:

1. De herkomst is de hemel: “Want het brood van God is Hij Die uit de hemel neerdaalt en aan de wereld leven geeft” (Jh 6:33).

2. De Gever is God: “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft” (Jh 3:16).

3. Hoe het er uitziet:

a. wit (Ex 16:31) = rein, zonder zonde: “Hij ’Die geen zonde heeft gedaan en geen bedrog werd in Zijn mond gevonden’“ (1Pt 2:22; 2Ko 5:21; Hb 7:26);

b. klein = gering, ootmoedig: “Want Hij is als een loot opgeschoten voor Zijn aangezicht, als een wortel uit dorre aarde. Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben” (Js 53:2; Fp 2:5-8);

c. rond = zonder begin en einde, eeuwig bestaan en volkomen: “In [het] begin was het Woord; en het Woord was bij God, en het Woord was God” (Jh 1:1).

4. Het gebruik ervan:

a. zoet (Ex 16:31) = aangename smaak: “Proef en zie dat de HEERE goed is” (Ps 34:9a; Ps 119:103; 1Pt 2:2-3);

b. gratis te krijgen = een gave: “Want het loon van de zonde is [de] dood; maar de genadegave van God is [het] eeuwige leven in Christus Jezus onze Heer” (Rm 6:23; Jh 3:16; 2Ko 9:15);

c. bereikbaar voor iedereen, het gemakkelijkst voor kinderen, want het ligt op de grond: “En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En laat hij die het hoort, zeggen: Kom! En laat hij die dorst heeft, komen; laat hij die wil, [het] levenswater nemen om niet” (Op 22:17; Rm 10:6-10; Jh 3:16).

Verzamelen van het manna

Het manna wordt door de HEERE gegeven, maar ieder moet het wel gaan verzamelen. Het wordt niemand in de mond gelegd. Ieder mag zoveel verzamelen van het manna als hij zelf wil. Het hangt af van de eetlust. Elke verzamelde portie dient voor één dag. Er kan niets van bewaard worden tot de volgende dag. Dat betekent dat erop moet worden vertrouwd dat de HEERE het de volgende dag weer zal geven. Het ligt veiliger in Gods voorraadkamer dan in de tent van de Israëliet. Ook moet het worden verzameld voordat de zon heet wordt. Dat betekent dat het in de morgen moet worden verzameld.

De geestelijke toepassing is deze: Iedere gelovige voedt zich met de Heer Jezus door het lezen van het Woord naar de mate dat hij honger heeft. Het is nodig elke dag met Gods Woord bezig te zijn. Doe het bij voorkeur ’s morgens vroeg, voordat alle drukte van de dag komt en er geen gelegenheid meer is. Het grote voorbeeld is de Heer Jezus Zelf (Js 50:4).

Je kunt niet teren op wat je gisteren hebt gelezen. Doe je dat wel, dan wordt het teren op oude kost. Dan is het gevaar groot dat oude ervaringen telkens weer breed worden uitgemeten, wat ook nog eens tot verveling van de luisteraar is. Het is niet meer fris. Het wordt kennis die opblaast. De trots wordt gevoed, het is van de mens en dat stinkt.

Paulus past Ex 16:18 op het alledaagse leven van de gemeente toe: “Maar naar gelijkheid; in de tegenwoordige tijd [diene] uw overvloed voor hun gebrek, opdat ook hun overvloed dient voor uw gebrek, zodat er gelijkheid is, zoals geschreven staat: ’Hij die veel [verzameld had], had geen overmaat, en die weinig [verzameld had], had geen gebrek’” (2Ko 8:14-15). Hij trekt hier een les uit het verzamelen van het manna en zegt enkele dingen over hoe wij als christenen in materieel opzicht voor elkaar kunnen zorgen.

Copyright information for DutKingComments