Exodus 9:18-25

Aankondiging van de zevende plaag

De zevende plaag wordt aangekondigd als de eerste van de laatste serie van drie plagen. De oordelen nemen in zwaarte en hevigheid toe. Drie keer moet Mozes zijn staf uitstrekken en daarmee oordelen rechtstreeks van de hemel laten komen (Ex 9:22; Ex 10:12; 21).

Mozes moet weer vroeg in de morgen naar de farao toe gaan om hem op te roepen Gods volk te laten gaan. Als de farao niet luistert, zal God, zo zegt Hij, “al Mijn plagen op uzelf … afzenden”. Dat zal Hij doen door een heel zware hagel te laten neerkomen. God spaart de hagel op voor de dag van de toorn (Jb 38:22-23). In plaats van een verkwikkende, milde, zegen brengende regen van de hemel, zoals het land Kanaän die kent (Dt 11:10-12), vallen er keiharde, allesvernietigende hagelstenen. Eenzelfde plaag zal de wereld treffen in de eindtijd (Op 16:21).

God zou de farao vanwege zijn hardnekkige tegenstand al hebben kunnen wegvagen. Dat doet Hij niet. Hij laat de farao dienen als middel waardoor Zijn kracht zichtbaar wordt en Zijn Naam op de hele aarde verkondigd wordt.

Paulus verwijst naar wat de HEERE hier van de farao zegt om de soevereiniteit van God vast te stellen: “Want de Schrift zegt tegen Farao: ’Juist hiertoe heb Ik u doen opstaan, opdat Ik in u Mijn macht betoon en opdat Mijn Naam verkondigd wordt op de hele aarde’” (Rm 9:17). Hij zegt daar zelfs dat God de farao met dat doel heeft “doen opstaan”. Wil dat zeggen dat God hem met dat doel geboren heeft laten worden? Nee. ‘Doen opstaan’ wil zeggen dat God de geschiedenis van het leven van de farao zo heeft bestuurd, dat de farao laat zien wat er in zijn hart is voor God. Het is duidelijk de geschiedenis van opstandigheid tegen Hem. Ook blijkt dat er geen enkele neiging is om te luisteren naar de waarschuwingen die Hij zendt in de verschillende plagen die het land treffen.

Hoe aan de plaag is te ontkomen

In Zijn genade geeft God, ter wille van de hevigheid van de plaag, een aanwijzing hoe men aan de komende ramp kan ontkomen. De ontkoming wordt ervaren door ieder die “het woord van de HEERE vreesde”. Voor de eerste keer lezen we over een vrees voor de HEERE bij de Egyptenaren. De vrees of eerbied voor wat de Heer heeft gezegd, de erkenning van Zijn rechten, is het middel waardoor mensen gered kunnen worden. Dit zien we ook in de verkondiging van het eeuwig evangelie met het oog op de oordelen: “En ik zag een andere engel vliegen in [het] midden van de hemel, die [het] eeuwig evangelie had, om het te verkondigen aan hen die op de aarde wonen en aan elke natie en geslacht en taal en volk, en hij zei met luider stem: Vreest God en geeft Hem heerlijkheid, want het uur van Zijn oordeel is gekomen; en aanbidt Hem Die de hemel en de aarde en [de] zee en [de] waterbronnen heeft gemaakt” (Op 14:6-7).

De zevende plaag: hagel

De oordelen treffen in alle heftigheid het hele land Egypte. God laat uit “de schatkamer van de hagel” de hagel neerkomen die Hij daarin heeft bewaard “voor een dag van strijd en oorlog” (Jb 38:22-23), de dag die voor Egypte is aangebroken. Alleen in Gosen hagelt het niet.

De wereld zal geteisterd worden door vele oordelen, waaronder die van een grote hagel (Op 16:21). De gelovige blijft echter bewaard “voor het uur van de verzoeking, dat over het hele aardrijk zal komen, om te verzoeken hen die op de aarde wonen” (Op 3:10). Die bewaring gebeurt door de Heer Jezus, Die de gemeente opneemt voordat de oordelen over de wereld losbarsten.

Copyright information for DutKingComments