Ezekiel 12:13

De ballingschap van de koning

Als Ezechiël zijn toneelstuk heeft opgevoerd, komt de volgende morgen het woord van de HEERE tot hem (Ez 12:8). De HEERE is als het ware benieuwd naar de reactie van het volk (Ez 12:9). Hoe hebben ze op de voorstelling gereageerd? Hebben ze Ezechiël ook naar de betekenis gevraagd? Of ze het nu wel of niet gedaan hebben, in elk geval moet Ezechiël gaan vertellen wat hij met zijn opvoering heeft willen duidelijk maken (Ez 12:10). Wat hij heeft uitgebeeld, is een last die geldt voor de vorst in Jeruzalem en heel het huis van Israël in Jeruzalem. Hij moet in duidelijke woorden zeggen dat hij een wonderteken is en dat wat hij heeft uitgebeeld, in werkelijkheid zal gebeuren met de vorst en de inwoners van Jeruzalem (Ez 12:11).

Ezechiël zegt dat hij in zijn opvoering vooral heeft uitgebeeld wat er met de vorst zal gebeuren (Ez 12:12). Die vorst is Zedekia. Enkele jaren later zal wat Ezechiël heeft uitgebeeld en hier nog eens wordt beschreven letterlijk met Zedekia gebeuren (2Kn 25:1-7; Jr 39:1-10; Jr 52:7-11). Zedekia vlucht ‘s nachts door de muur. Maar de soldaten van de koning van Babel achtervolgen hem en grijpen hem. Zo spreidt de HEERE Zijn net over hem en neemt hem gevangen (Ez 12:13). Het is geen domme pech dat Zedekia gegrepen wordt.

Zedekia wordt naar Ribla gebracht en daar worden hem zijn ogen uitgestoken. Daarna voeren de Chaldeeën hem naar Babel, maar hij kan dat land niet zien omdat hij blind is. Daar, in Babel, sterft hij. Zij die hem hebben geholpen bij zijn vlucht, worden door de HEERE over alle windstreken verstrooid en zullen daar door het zwaard vallen (Ez 12:14). Door hun verspreiding en verstrooiing zullen ze weten dat Hij de HEERE is (Ez 12:15).

De dramatische verovering van Jeruzalem en de uitroeiing van de inwoners ervan, zal geen definitief einde aan de inwoners maken (Ez 12:16). De HEERE zal een klein aantal mannen in leven laten. Hij laat hen in leven, opdat zij de heidenvolken kunnen vertellen waarom hun dit alles is overkomen (vgl. Ez 14:22; Ez 33:21). Het is de boodschap voor iedereen dat God het kwaad straft, hoelang het oordeel ook op zich laat wachten omdat Hij lankmoedig is. Het is dwaasheid om het eeuwig oordeel te loochenen als er zoveel bewijzen zijn dat God het kwaad straft.

We kunnen nog wel een les trekken uit het toneelstuk dat Ezechiël heeft opgevoerd. Is ons leven in overeenstemming met wat hij heeft laten zien? Hebben wij alleen het allernodigste en staan wij klaar om naar een andere plaats te gaan (1Pt 1:13). Voor ons is het niet een vertrek om in ballingschap te gaan, maar naar het Vaderhuis. Misschien dat mensen ons dan zullen vragen waarom we leven zoals we doen. Dan kunnen we hen wijzen op de toorn van God die over de wereld komt en op de Heiland Die daarvan kan en wil redden (1Th 1:9). We kunnen dan getuigenis geven van de hoop die in ons is (1Pt 3:15a).

Copyright information for DutKingComments