Ezekiel 20:10-26

Israëls afgoderij in de woestijn

Ondanks hun afgoderij in Egypte heeft God Zijn volk verlost (Ez 20:10). Hij heeft hen uit Egypte geleid en in de woestijn gebracht. Daar geeft Hij hun, bij de Sinaï, Zijn wet (Ez 20:11). Als ze Zijn wet houden, zullen ze leven (Lv 18:5). Onder de bepalingen van de wet neemt de sabbat een bijzondere plaats in (Ez 20:12). De sabbat is de rustdag en God geeft deze rustdag als bijzonder teken tussen Hem en Zijn volk.

Door de sabbat onderscheidt Israël zich op speciale wijze van alle heidenvolken. De sabbat is het teken dat de HEERE hen heiligt, dat wil zeggen dat Hij hen daardoor van de andere volken afzondert om Zijn volk te zijn (Ex 31:13-16). De ballingen kunnen veel wetten in Babel niet houden omdat ze daar geen tempel hebben. Wetten die ze wel kunnen houden, zijn bijvoorbeeld de spijswetten – Daniël heeft dat gedaan (Dn 1:8) – en de sabbat.

Het volk toont zich dit bijzondere teken van zijn verbondenheid met God echter onwaardig en houdt de sabbat niet in ere (Ez 20:13). Na hun ongehoorzaamheid in Egypte wordt ook hun verblijf in de woestijn door ongehoorzaamheid gekenmerkt. De verordeningen en bepalingen die de HEERE ten leven heeft gegeven, worden door hen geminacht en overtreden. De boeken Exodus en Numeri geven daarvan veel voorbeelden. De sabbatten, waarvan de HEERE nog eens zegt ”Mijn sabbatten” (Ez 20:12), worden door hen ontheiligd. Die ontheiliging is zo groot en grof, dat de HEERE zegt dat Hij Zijn grimmigheid over hen zal uitstorten en een einde aan hen zal maken.

De HEERE moet optreden ter wille van Zijn Naam (Ez 20:14). Zijn Naam is ontheiligd door de weerspannigheid van het volk tegenover Hem. Hij kan hun ongehoorzaamheid niet ongestraft laten. Hij heeft Israël immers voor de ogen van de heidenvolken uit Egypte geleid om Zijn volk te zijn. Maar zij gedragen zich niet als Zijn volk. Daarom moet Hij hen tuchtigen en ombrengen, zodat ze niet in het goede land, het sieraadland, komen dat Hij hun heeft gegeven (Ez 20:15).

Ze hebben Hem ontheiligd door enerzijds Zijn bepalingen te verwerpen en Zijn sabbatten te ontheiligen en anderzijds met hun hart hun stinkgoden aan te hangen (Ez 20:16). Ondanks hun voortdurend afwijken van Hem ontziet Hij hen, zodat Hij hen in de woestijn niet totaal verdelgt (Ez 20:17). Als straf voor hun afwijking moet de hele eerste generatie van hen die Hij uit Egypte heeft geleid, vallen in de woestijn. Hij spaart echter hun kinderen om aan hen Zijn beloften te vervullen. Zullen zij beter zijn dan hun vaderen die allen zijn omgekomen?

Afgoderij van de kinderen in de woestijn

Nadat de oude generatie in de woestijn is gevallen, richt de HEERE het woord tot hun kinderen (Ez 20:18). Hij waarschuwt hen dat zij toch niet het voorbeeld van hun vaderen zullen volgen. Hij verklaart dat Hij de HEERE hun God is en gebiedt hun dat zij in Zijn verordeningen moeten gaan en dat zij Zijn bepalingen in acht moeten nemen en die moeten houden (Ez 20:19). Hij beveelt hun Zijn sabbatten te heiligen, zoals Hij dat ook hun vaderen geboden heeft (Ez 20:20). Opnieuw spreekt Hij erover dat de sabbat een teken is tussen Hem en hen en dat ze daardoor weten dat Hij de HEERE, hun God is.

De reactie van de kinderen is helaas niet anders dan die van hun vaderen. Ook de kinderen zijn Hem ongehoorzaam (Ez 20:21; Nm 25:1-9). Er is ook bij hen geen sprake van dat zij Zijn verordeningen en bepalingen nauwlettend uitvoeren. En weer wijst de HEERE erop dat het houden van die verordeningen en bepalingen het leven betekent (Lv 18:5). Hij wil dat ze leven. Ze kiezen dus bewust voor de dood door zich er niets van aan te trekken. In plaats van de sabbatten te heiligen ontheiligen zij die. Daarmee wekken ze Gods grimmigheid op. Hij zegt dat Hij in de woestijn Zijn toorn over hen zal uitstorten en hen zal ombrengen.

Maar God keert in Zijn genade Zijn hand, die in toorn tegen hen is uitgestrekt, van hen af en brengt hen niet om (Ez 20:22). Als Hij hen allen zou neervellen in de woestijn, zou Zijn Naam voor de ogen van de heidenvolken worden ontheiligd. Die volken kunnen dan zeggen dat Hij niet in staat is geweest om het volk dat Hij voor hun ogen uit Egypte heeft geleid, ook door de woestijn heen te leiden. Daarom wil Hij anders met Zijn volk handelen. Hij zweert al in de woestijn door Zijn hand op te heffen dat Hij hen zal verstrooien onder de heidenvolken in allerlei landen (Ez 20:23; Lv 26:33; 39; Dt 28:36; 64).

Als reden van deze verstrooiing noemt Hij hun ongehoorzaamheid aan Zijn bepalingen, het verwerpen van Zijn verordeningen en het ontheiligen van Zijn sabbatten (Ez 20:24). Dit heeft er allemaal toe geleid dat zij dezelfde stinkgoden zijn gaan volgen die hun vaderen hebben gevolgd. Zij zijn niet beter dan hun vaderen. In reactie daarop geeft God hen over aan hun eigen wil (Ez 20:25). Ze kiezen hun eigen verordeningen om naar te leven en God geeft hen daaraan prijs.

De betekenis van de zin dat de HEERE verordeningen geeft die niet goed zijn en bepalingen waardoor zij niet zullen leven, is dat Hij mensen overgeeft aan hun eigen verordeningen en bepalingen als zij Hem niet willen gehoorzamen. Hij laat hen gaan op hun zelf bepaalde weg. God straft Zijn volk door hun toe te staan om te doen wat ze graag willen doen (Hd 7:42-43; Ps 81:12-13; Rm 1:24; 26; 28).

De geschenken die het volk aan de afgoden offert, gebruikt de HEERE om hen te verontreinigen (Ez 20:26). Zij offeren zelfs hun kinderen als geschenken aan de afgoden. Hierover moet Gods toorn ten volle komen. Het einde van zulke verdorven heidense praktijken is nationale verwoesting.

Ook vandaag worden talloze kinderen aan de afgoden geofferd. We kunnen hierbij denken aan de talloze abortussen die zijn en worden uitgevoerd. Hoeveel kinderen zijn niet geaborteerd omdat de ouders kinderen zien als een verhindering van hun persoonlijke genot? Hetzelfde geldt als ouders hun kinderen een leven voorleven dat vol hebzucht, dat is afgoderij (Ko 3:5), is, waardoor de kinderen zich afkeren van de Heer en Zijn weg.

Copyright information for DutKingComments