Ezekiel 30:24-25

Het oordeel over de farao

In het elfde jaar, dat is het jaar van de val van Jeruzalem, komt het woord van de HEERE tot Ezechiël (Ez 30:20). De HEERE vertelt hem dat Hij de arm, een beeld van kracht, van de farao heeft gebroken (Ez 30:21). De farao heeft geen kracht meer in zijn arm om het zwaard te hanteren. Die kracht komt ook niet terug, want zijn arm zal niet behandeld worden om te genezen. Omdat die breuk niet zal herstellen, zal hij niet sterk genoeg kunnen worden om nog enige kracht te ontplooien.

Ook het restant aan macht zal de HEERE verbreken (Ez 30:22). Beide armen zullen gebroken zijn, zodat hij het zwaard niet eens meer kan vasthouden, laat staan het gebruiken. Hergroeperen zal er ook niet bij zijn, want de HEERE zal de Egyptenaren verstrooien onder de heidenvolken (Ez 30:23).

Daarentegen zal de HEERE de armen van de koning van Babel sterk maken (Ez 30:24). Hij zal hem ook Zijn zwaard in zijn hand geven. De armen van de farao zijn door Hem gebroken, krachteloos gemaakt, zodat hij zich niet tegen de koning van Babel kan verzetten. Hij zal voor de koning van Babel kermen als een dodelijk gewonde.

Nog eens zegt de HEERE dat Hij de armen van de koning van Babel sterk zal maken en dat de armen van de farao krachteloos zullen neervallen (Ez 30:25). Als Nebukadrezar Egypte zal slaan met het zwaard dat de HEERE hem heeft gegeven, zullen ze weten dat Hij de HEERE is. Dat Hij de HEERE is, zullen ze ook weten wanneer Hij hen onder de heidenvolken verspreidt en over de landen verstrooit (Ez 30:26). Het is ook van belang dat Israël dit weet, opdat ze nooit meer op Egypte zullen vertrouwen.

Copyright information for DutKingComments